[Burmania, Ulbo Aylva van]
BURMANIA (Ulbo Aylva van), geb. te Cornjum, ged. 9 Mei 1680, overl. te Leeuwarden 12 Aug. 1762, zoon van Laes (1), hiervóór, en van Jeltje Agatha van Aylva.
Hij studeerde te Franeker, werd 17 Febr. 1701 raad in het Hof van Friesland, 4 Sept. 1702 grietman en ontvanger van Leeuwarderadeel, daarna lid van Gedeputeerde staten van Friesland en lid van den raad van State. Hij was een leerling en vriend van Ulbo van Aylva, grietman van Oostdongeradeel, welsprekend en zeer bekwaam, gezien aan het hof van de prinses-douairière Maria Louisa, en bij hen, die destijds het bestuur der Republiek in handen hadden.
Bij resol. van 6 Mei 1719 benoemd tot extraord. ambassadeur naar Zweden, nam hij afscheid ter vergadering van 13 Oct. en kwam 27 Nov. 1719 aan te Stockholm. Zijn zending betrof de herstelling van den vrijen handel en zeevaart op den voet der oude tractaten, het ontslaan van nederl. schepen en goederen, de vergoeding van geleden schade enz., tevens ook condoleantie en congratulatie aan de koningin, alles volgens resolutie van 22 Febr. 1719. Burmania kon nog namens de Staten den nieuwen koning van Zweden, Frederik van Hessen-Cassel, bij diens troonsbestijging een kroningskoets aanbieden, doch een zware ziekte noodzaakte den gezant verlof te vragen om te repatrieeren, wat hem bij resolutie van 6 Juli 1720 werd toegestaan. Hij vertrok 24 Aug. op een hollandsch fregat en kwam in Oct. 1720 in het vaderland terug.
Zijn ziekte was intusschen niet verbeterd: er deden zich vlagen van verstandsverbijstering voor, waarom hij zijn grietenij, die hij 19 jaar met lof had bestuurd, in 1721 aan zijn 16-jarigen zoon Hobbe overdroeg, substituut blijvende voor dezen minderjarige. In 1727 was zijn toestand zóó verergerd dat hij dit ambt niet meer kon bekleeden; de Staten van Friesland waren genoodzaakt hem alle aandeel aan zaken de grietenij betreffende te verbieden en stelden een deurwaarder aan om hem te bewaken en desnoods met geweld binnenshuis te houden (27 Nov. 1727). Burmania herstelde na eenigen tijd vrijwel, doch bleef zich van alle