[Burmania, Gemme van (1)]
BURMANIA (Gemme van) (1) of Jemme v.B., geb. in of omstr. 1523, overl. op Juwsmastate te Ferwerd 28 Nov. 1602, begr. in de kerk aldaar 5 Dec., zoon van Douwe, hiervoor, en van Saapck van Ydtsma.
Hij was hoofdeling te Leeuwarden en te Ferwerd, wegens Friesland tegenwoordig bij de inhuldiging van koning Filips II in 1555 te Brussel, waar de Friezen staande den eed aflegden, wat door de anderen knielende geschiedde. Zijn halfbroeder Hero bleef de spaansche zijde getrouw, doch Gemme zelf toonde een afkeer van de spaansche dwingelandij, door onderscheidene bijeenkomsten te bezoeken waarin met klem geklaagd werd over den inbreuk op 's lands privilegiën en over den gewetensdwang. Hij teekende ook het ‘Verbond der Edelen’, waarom hij in 1568 door Alva ter verantwoording werd geroepen. Doch hij gaf daaraan geen gevolg, week uit het land en hield zich met zijn vrouw te Keulen op, waar zich andere friesche ballingen, o.a. Aggaeus Albada, hadden gevestigd. Hij bleef de vrijheidszaak getrouw en toen een andere toestand was ingetreden, keerde hij terug. In 1583 zette hij zich te Alkmaar neder, waar hem vrijheid van schutterij en andere persoonlijke ‘beswaernisse’, als ook zijn erfgenamen ten allen tijde ‘van exue’ werd toegestaan. In 1585 was hij daar nog; zijn oudste zoon, Douwe v.B., litt. doct., overleed toen aldaar. Weinige jaren later heeft hij zich weer in Friesland gevestigd, op Juwemastate te Ferwerd.
Hij is tweemaal gehuwd geweest. Eerst met Jouck van Haerda, in de kraam van haar vierde kind overleden, dochter van Fedde en van Saeck thoe Herwey, van Ternaard. Daarna huwde hij omstr. 1550 met Jel (Gellia of Juliana) van Aylva, overl. 25 Juli 1560, weduwe van Sjouck van Mellema (overl. 1540) en dochter van Tjaert en van diens eerste vrouw Ulb van Hania. Uit het eerste huwelijk sproten vier kinderen, waarvan Douwe reeds boven werd genoemd en Taecke volgt. Uit het tweede huwelijk werden 6 kinderen geboren; van den oudsten zoon Sjuck, gehuwd met Cnier van Douma, stammen alle latere Burmania's af; Upcke huwde met Luts van Cammingha en Rienck (3) volgt.
Zie: Stamb. v.d. Fr. Adel; te Water, Verb. der Edelen II, 309-312, III, 497; Scheltema, Staatk. Nederl. I, 194, 195, II, 572; Nederl. Adelsboek (1912), 462; Navorscher (1914) 393; Friesche Volksalm. (1889); v. Rhede v.d. Kloot en Bär, Geneal. Kwartierstaten (zijn staat).
Regt