[Brienen, Hendrik van (1)]
BRIENEN (Hendrik van) (1), heer van Sinderen, geb. omstr. 1540, overl. 1620, zoon van Hendrik en van Andrea van Harderwyck (of Maria van Hesterwijk).
Ter onderscheiding van Hendrik (2) ‘de Altste’ geheeten en bijgenaamd ‘het Manke Furstendom van Gelre’, omdat hij kreupel was. Hij verscheen niet in 1563 op het appellationsgericht, daar hij te Harderwijk woonde, was in de ridderschap van Veluwe 1575, 1577, 1592 (niet verschenen 1586) en compareerde tot 1619. Hij was burgemeester van Harderwijk, raadsheer in het Hof van Gelderland, gecommitteerde ter generaliteit 1589 en 1596; in den Raad van State 1597-1600. Hij kocht in 1597 Sinderen en was ambtman van Voorst.
Talrijk zijn de diensten door hem den lande bewezen. Als lid van het college tot de nadere Unie en later van den Raad van State werden hem meermalen moeilijke bezendingen en gewichtige commissies opgedragen, b.v. in 1590 over de onzijdigheid van Rijnberk, in 1595 te zamen met Joachim Alting en Adrianus Junius de onderhandelingen met den franschen afgevaardigde de Tuileries over de levering van mond- en krijgsbehoeften aan Frankrijk en, eveneens in 1595, met eenige anderen een zending naar Kleef om daar met vertrouwde personen te onderhandelen. In 1596 ging hij met Adrianus Junius, Alman en Foock naar Leeuwarden ten einde de gelijkheid ‘soo de contributien als de gemeene Regieringe en de Directie van den Oorloge’ te bevorderen. In 1597 werd hij met jhr. Vitus van Cammingha en Pancras van Castricum opnieuw naar Friesland en tevens naar Groningen gezonden, om de toestemming dier provinciën tot het in het veld brengen van een leger te verkrijgen. Nog in hetzelfde jaar vertrok hij met Johan Rengers tot Hellum naar Middelburg, om de oude raden der admiraliteit uit hun eed te ontslaan en den nieuwen dien af te nemen, terwijl hij in 1600 andermaal naar Middelburg reisde om met Johan van Mathenesse, heer van Riviere, de Staten van Zeeland aan te manen tot aanneming van den staat van oorlog.
Van Brienen was tweemaal gehuwd. Eerst met Johanna van Lynden, dochter van Jasper, heer van Sinderen, 22e landcommandeur der D.O. Balye v. Utrecht (zie art. in dit deel) en van Anna van Besten. Daarna met Agnes 't Seraerts, overl. Januari 1623 of 24, wed. van Dirk van Duiven voirde, en van Willem v. Zuylen van Nyevelt, dochter van Lodewijk 't S. en van Margriet van Halmael. Uit het eerste huwelijk sproten twee zoons, die in 1599 te Leiden aan de pest overleden, en een dochter, Hesselina, die in 1607 huwde met jhr. Otto van Sevender, baljuw van Brielle en het land van Voorne.
Zie: Scheltema, Staatk. Nederl.; Bor,