uitgevoerd: droogmaking van de Zuidplas (1829-1835), verzwaring van den Westkappelschen zeedijk (1832), forten te Geertruidenberg en te Ellewoudsdijk (1836), de spoorweg Amsterdam - Utrecht (1840-1844), die van Luik over Verviers naar de grens van België en Pruisen (1840-1842), de forten aan den Diefdijk (1842-1843), te Koedijk en aan de Klomp (1843), de bedijking der schorren van Rumoord, geworden de Anna-Jakoba- en Kramerspolders op St. Filipsland (1847), de forten de Klop en Gogel benoorden Utrecht (1850), een vuurtoren op Ameland (1852), de gasfabriek te Rotterdam (1852), de spoorweg Rotterdam - Utrecht (1854-1857), havens te Rotterdam en te Maastricht (1854), eene sluis te Vlissingen (1854) en eene brug over de Leuvehaven te Rotterdam (1855). Behalve op de aannemerij legde Bos zich toe op het teelen van griendhout in het Bergsche Veld, terwijl hij ook een hoepelmakerij en een handel in rijshout en hoepels had.
Hij huwde 11 Juni 1835 Adriaantje Visser, geb. 14 Febr. 1814, overl. 16 Jan. 1894, bij wie hij zeven zonen en twee dochters had. Behalve de drie zonen, die volgen, had hij: Leendert, geb. 29 Aug. 1845, overl. 8 Nov. 1913, Johannes, geb. 11 Aug. 1848, overl. 27 Juli 1874, Kornelis, geb. 30 Nov. 1850, overl. 11 Aug. 1918 en Wouter Arie, geb. 16 Sept. 1853, overl. 9 Maart 1909. Bos overleed aan de pokken na eene ziekte van enkele dagen.
Zijn zonen Leendert en Kornelis Bos associeerden zich in eene afzonderlijke firma met de aannemers Schram en Bosman te Sliedrecht. Hunne firma had later den naam K. Bos Az. Zij heeft o.a. de verbetering van de Berkel, den Ouden IJsel en de A-strang, de forten Penningsveer en de Liede bij Haarlem, vele baggerwerken in het Noordzeekanaal en in het kanaal door Voorne, kaaimuren en rijswerken in de haven van Hellevoetsluis en de verlenging van het Veerheuvelhoofd tegenover den Briel uitgevoerd.
K. Bos Az. werd 14 Nov. 1893 gekozen tot lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland. Wegens vertrek uit die Provincie naar Overveen nam hij 1 Mei 1898 ontslag.
Ramaer