[Boomgaert, Cornelis Adriaensz]
BOOMGAERT (Cornelis Adriaensz), zich ook schrijvende Boogaert en Bogaert, geb. 1 Juli 1558, overl. 19 Nov. 1626, vriend van Coornhert en Spieghel. Hij was de zoon van Adriaen Boogaert, ritmeester onder Karel V, die als Gereformeerde naar Engeland vluchtte en wiens geslacht afkomstig was uit het Vrije van Brugge, en Maria Frederiks dr. Mogge, behoorende tot een zeeuwsche familie. Hij werd te Zierikzee opgevoed bij de vrienden van zijn moeder; op 16-jarigen leeftijd is hij op reis gegaan en studeerde in Frankrijk, Duitschland, en te Genève. Hij vestigde zich te Delft, waar hij in 1578 in het huwelijk trad met Adriana Dirksdr. van Santen, een patricische bierbrouwersdochter. Reeds in ditzelfde jaar vinden wij hem in briefwisseling met Coornhert; toen deze in 1587 zich een tijdlang aan zijn ambtsbezigheden onttrekken en Haarlem verlaten wilde, wenschte hij bij Boomgaert in Delft te gaan inwonen, maar de burgemeesters der stad verboden hem zich daar te vestigen. Coornhert laat Boomgaert in een zijner dialogen optreden (Werken I, fol. 349) en draagt hem een zijner andere geschriften (I, fol. 384) in Nov. 1589, kort voor zijn dood, op. Boomgaerts betrekking tot Spieghel wordt levendig gehouden door het huldigingsgedicht, aan zijn vriend ‘Bogerd’, dat hij vervaardigde op B.'s eerste pennevrucht, de vertaling van twee traktaten uit de Moralia van Plutarchus naar de fransche vertaling van Amyot, Van de gerustheydt des ghemoedts en Hoe men nut mach hebben uyt syne vyanden. Het zijn typen van humanisten-vertalingen en zij sluiten zich geheel bij de Christelijk-stoïsche denkwijze van Coornhert aan. Eveneens zijn vertaling der Disticha Catonis, die in den slechts bewaarden druk van 1644 op de vertalingen uit
Plutarchus volgt. De dateering der oorspronkelijke uitgave is onbekend, Coornhert echter kende de Cato-vertaling reeds. Een andere door Boomgaert bewerkte vertaling is die van Seb. Castellio's geschrift de Calumnia, verschenen Haarlem 1613; de initialen A.B.C., waarmede de vertaler het voorwoord onderteekent, worden te recht door Becker op Boomgaert betrokken, gelijk die elfde initialen bij het traktaat Kerckghang (Gouda, Tournay 1590).
Boomgaert was een der eerste bewindhebbers der O.I. Comp. te Delft en een der Meesterregenten van de Kamer van Charitate (1597-1617). Hoewel hij zelf niet in de regeering gezeten heeft, behoort hij toch wel tot den kring der regenten. Hij bewoonde in 1600 een huis op het Oude Delft tusschen Bagijnhof en Schoolstraat, met zes haardsteden en twee eesten. Zijn vrouw Adriana van Santen overleed omstr. 11 Jan. 1597, hij hertrouwde in 1598 met Maria Bazius, die tot den zelfden vriendenkring behoorde als haar man en Coornhert; na haar dood, ongeveer 1 Juni 1605, trad hij voor de derde maal in het huwelijk met Susanna Willemsdr. Pous, die hem overleefde.
In 1612 bewerkstelligt Boomgaert de uitgave van het eerste (en voorloopig eenige) deel der Werken van Coornhert (Gouda, bij Tournay), en beschreef daarin diens leven, verder zijn daarin van zijn hand de onderteekende voorreden tot Coornherts traktaten, Theriakel en Dolinghen des Catechismi en de K.B. ongeteekende Vermaninghe aen Reynier Dontectock. In 1618 verscheen