[Boers, Jan Conradus]
BOERS (Jan Conradus), geb. 4 Aug. 1812 te Nijmegen, overl. 1 Nov. 1896 te Delft. Zijn vader, Frederik Boers, die een handel in muziekinstrumenten dreef, gaf hem reeds zeer vroeg viool- en fluitles. Op 14-jarigen leeftijd werd hij naar de Kon. Muziekschool te 's Gravenhage gezonden, waar hij in het vioolspel onderricht werd door J. Lübeck, in compositieleer door F. Volcke.
Tegen een jaargeld van zestig gulden werd hij als violist aan de Hofkapel verbonden. In 1837 verbrak hij om verschillende redenen het contract en ging met zijn vrouw, Johanna Juliana Nyssen, naar Parijs, waar hij solo-altist aan het Casino-Paganini werd. Deze instelling werd echter weldra opgeheven en Boers moest in zijn onderhoud voorzien door het geven van lessen en het corrigeeren van proeven voor de muziekuitgevers-firma Richault. In 1839 werd hij tot orkestdirecteur aan den schouwburg te Metz benoemd. In 1840 keerde hij naar Nijmegen terug, waar hij directeur van de Mannenzangvereeniging ‘Cecilia’ werd en een gemengde zangvereeniging oprichtte. In 1853 riep de benoeming tot orkestdirecteur der vereeniging ‘Tandem fit surculus arbor’ hem naar Delft, waar hij zijn verder leven sleet. Hij werd er tevens kapelmeester der Schutterij en directeur van het studenten-muziekgezelschap Apollo, en gedurende korten tijd organist der Fransche gemeente.
Vele compositiën van zijn hand zijn te vermelden. Tevens was hij de eenige musicus van zijn tijd, die zich met muziekhistorische studiën bezig hield. Hij bezat een uitgebreide muziekbibliotheek