[Bleyswijk, Johan van]
BLEYSWIJK (Johan van), geb. te Delft 31 Maart 1618, ged. Nieuwe kerk 1 April, overl. te Delft 28 Juli 1696, begr. Oude kerk 2 Aug.; zoon van Cornelis Evertsz. v.B. en van Maria van Santen.
Hij werd veertig-raad 1649, gelicenciëerd 1672, schepen 1651, 52, 53, 54; burgemeester te Delft 1655, 56, 64, 65, 66, 67; adjunct ter dagvaart 1658, 60, 62, 69; thesaurier 1661, 70. In 1656 werd hij ontvanger der geestelijke goederen. Waarschijnlijk kreeg hij hierdoor een zekere voorliefde voor de theologie. Althans in de latere jaren verschenen eenige werkjes op dat gebied van zijn hand. Het optreden van den rotterdamschen predikant, Wilhelmus à Brakel (IV, 281), tegen de rotterdamsche vroedschap in 1688 deed Bleyswijk naar de pen grijpen tot het schrijven van een tractaat: Moses als een God over Aäron, waarin hij het recht van approbatie en improbatie der politieke overheid ten stelligste wil handhaven. Brakel schreef daartegen: Een brief aen de Ed. Heer J.C. van Bleyswijk, ontfanger-generaal voor de kerkelijke goederen (Delft 1689, 4o.), in welken brief hij een paar tegen hem ingebrachte beschuldigingen weerlegt en zijn goed gereformeerd standpunt (de kerk souverein in haar eigen kring) handhaaft.
Mede op naam van J(ohan C(ornelisz.) v. Bleyswijk worden gesteld: Heldere Zedespiegel (Delft 1680, 4o.); Buurlijk Bagijneboek dienstig voor alle Catholyken (Delft 1681, 4o.); Bijbelbalance ende Harmonieboek (Delft 1682, 4o.); Sabbaths Sonligt doorstraalende ijder Sondag (Delft 1693, 4o); en Geestelijk Graadboek 4o. en 12o.
Hij was te Delft 5 Febr. 1648 gehuwd met Clara van der Burch (1620-1681), dochter van Reyer en van Alida van der Graaff, uit welk huwelijk 3 zoons en 3 dochters sproten. De oudste zoon was Ds. Cornelis v.B., geb. te Delft 26 Sept. 1649, predikant te Tiel 1681, te Woudrichem 1683, te Delft in het Gasthuis 1703 en overl. te Delft 28 April 1703; bij zijn echtgenoote Geertruyd van Cleeff liet hij kinderen na.