de grootste achting voor zijne werkkracht, bekwaamheid en eerlijkheid.
Op 1 Apr. 1902 werd hij tot lid der Eerste Kamer gekozen door de Staten der provincie Zuid-Holland, waardoor hij als lid dier staten moest aftreden. Hij was lid der staatscommissie voor de herziening der faillissementswet. Ook was hij bestuurder van verschillende roomsch-katholieke vereenigingen en kerkmeester eener parochie.
Het was vooral zijne werkzaamheid als wethouder, die de aandacht op hem deed vestigen, toen Mr. Heemskerk in het begin van 1908 een minister van waterstaat zocht. Hij werd als zoodanig benoemd bij Koninklijk besluit van 18 Febr. van dat jaar. Het is hem niet vergund geweest, als zoodanig veel te praesteeren, daar eene beroerte hem een klein jaar later in de volle kracht van het leven wegnam.
Hij huwde 29 Aug. 1877 C.W. Kolkman, die reeds 25 Apr. 1880 overleed. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren, die kort na de geboorte overleed. Hij hertrouwde 5 Juni 1883 M.A.T. Zahn, die hem overleefde en bij wie hij geen kinderen had.
Ramaer