[Beukelman, Johannes]
BEUKELMAN (Johannes), geb. te Hoorn 11 Maart 1704, overl. te 's Gravenhage 17 Aug. 1757. Hij studeerde te Leiden in de godgeleerdheid. Zijn beroep naar Oost- en West-Blokker op 9 Oct. 1725 is door de Staten van Holland en West-Friesland niet geapprobeerd om zijn minderjarigheid, ingevolge resolutie der Staten d.d. 21 Dec. 1680. Te Driehuizen en Zuid-Schermer werd hij 17 Nov. 1726 als predikant bevestigd, te Alblasserdam in Dec. 1728, te Zierikzee 1 Jan. 1730, te Hoorn 16 Juni 1737, te Rotterdam 16 Maart 1749, te 's Gravenhage 4 Oct. 1750. Hier bleef hij tot zijn dood.
Verscheidene zijner geschriften zijn meermalen herdrukt; wij noemen: De monomachia Jacobi cum Deo (Lugd. Bat. 1725); Verklaring van den Heidelbergschen Catechismus in 52 predikatien; 65 uitgelezene keurstoffen of leerredenen uit het O.T. ('s Gravenh. 1775); 90 uitgelezene vervolgstoffen uit het O. en N.T. ('s Gravenh. 1777), twee deelen; 20 leerredenen, keurstoffen (Utr. z.j.); Verhandeling over het lijden; 63 teerredenen, Lijdens- en feeststoffen ('s Gravenh. 1775/1776; nieuwe uitg. Appingadam 1859), drie deelen; verzameling o.d. titel Theologische Werken van J. Beukelman ('s Gravenhage bij J.A. Bouvink).
Een portret is van hem geschilderd door P.M. Brasser, en gegraveerd door Pieter Tanjé. Het is verschenen in folio met een dichterlijk bijschrift van Johannes van Spaan. Ook naar P.M. Bakker gegraveerd door P.A. Wakkerdak.
Zie: van Harderwijk, Naaml. en Levensber. der predikanten te Rotterdam; Visscher en van Langeraad, Biogr. Woordenb. v. Prot. Godgel. in Ned. (1903) I, 443 v.; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl., 101, 119, 153 (1908) Bijl. 110, 122, (1909) Bijl. 155 v.; Bibl. theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), no. 1052, en blz. 764.
Knipscheer