[Benetru, Johan de]
BENETRU (Johan de), geboren omstreeks 1680, was de zoon van Jan de B., die van 30 Sept. 1698 tot zijn dood in Juli 1699 schout van Helmond was. Hij woonde na den dood zijns vaders op kamers in een hotel en maakte zeer sterk het hof aan de notarisdochter Sophia Alberts (III, kol. 17). Hij was haar wellicht behulpzaam, toen zij op Allerzielennacht 1700 heimelijk de ouderlijke woning ontvluchtte en daardoor aanleiding gaf tot de jarenlange sluiting van bijna alle kerken in de Meierij en de gevangenhouding van verscheiden geestelijken. Benetru diende toen als vrijwilliger in de lijfcompagnie van den overste markies van Maduran, ten dienste der Vereenigde Nederlanden, en werd kort daarop ritmeester. Kort na de verdwijning van Sophia Alberts, welke hij beloofd had te zullen trouwen, werd hij met zijn regiment verplaatst, eerst naar België en later naar Spanje, zoodat hij zijn minnares nooit meer terugzag. Hierheen vertrok hij in 1704 als ritmeester-titulair om koning Karel in het leger der bondgenooten te dienen; generaal Fagel benoemde hem tot brigade-majoor der ruiterij en zond hem in 1705 naar Portugal. Twee jaren nam hij er aan de krijgsverrichtingen deel. In 1706 viel hij bij Cuenza in handen zijner vijanden en bleef ruim twee jaren krijgsgevangene te Bar-sur-Seine. In September 1708 werd hij ingewisseld tegen een fransch edelman, die door de Staten in Hattum gevangen gehouden werd. Slechts een oogenblik bleef hij in Holland, dadelijk vertrok hij naar Catalonië. Omdat hij geen betaling kon ontvangen, daar hij geen aanstelling van de Staten had, verzocht hij hierom en verkreeg een aanstelling 2 Januari 1710. Een paar maanden later treffen we hem ten kantore van notaris de Rijp te Helmond om een akte te doen passeeren, maar in September van hetzelfde jaar was hij het land weer uit en was ‘militeerende’ in Catalonië.