[Beeckman, Jacob]
BEECKMAN (Jacob), geb. te Middelburg 5 Nov. 1590, gest. te Rotterdam 27 Aug. 1629, zoon van Abraham (1) en Susanna Pieters van Rhee en broeder van den voorgaande en Abraham (2), werd als stud. litt. te Leiden ingeschreven Oct. 1607 en 29 Sept. 1609, voorts te Franeker 18 Sept. 1610, in welke laatste plaats hij oostersche talen onder Drusius studeerde. In 1611 werd hij conrector aan de latijnsche school te Zierikzee, verzocht 27 Febr. 1613 te worden toegelaten als proponent en werd 20 April 1616 benoemd tot rector te Veere, in welke beide plaatsen zijn broeder Isaac bij hem woonde (zie boven). B. ondertrouwde 17 Mrt. 1617 te Goes met Susanna Adriaens en 26 Jan. 1619 te Veere met Johanna van Rijckegem, dochter van den koopman Geleyn en Margaretha Somers. Hij werd 26 Nov. 1619 rector van de latijnsche school te Rotterdam, welke hij met zijn broeder tot grooten bloei bracht; ook was hij bekend om zijn kennis van het Hebreeuwsch (Vossius in Oratio in obitum Th. Erpenii (1624) en Amama, Hebreusche grammatica (Amst. 1627), opdracht). Evenals zijn broeder Isaac overleed hij aan de tering, ‘welke ons geslachte eygen schijnt’, zooals zijn broeder Abraham schreef. B.'s weduwe huwde te Middelburg Dec. 1632 met Thomas Vergruwe van Brugge.
Uit B.'s tweede huwelijk sproot Samuël, geb. te Rotterdam 30 Dec. 1625, geh. te Middelburg 26 Juni 1647 met Anna Bleeckers. Deze bekleedde te Middelburg aanzienlijke ambten en werd in 1669 commissaris uit de twintig hoogste fourneerders tot de vaart en handel op Guinea. Hij hertrouwde te Rotterdam 22 Sept. 1670 met Maria de With, dochter van Witte Cornelisz de With, vice-admiraal van Holland