[Beeckman, Abraham (2)]
BEECKMAN (Abraham) (2), geb. te Middelburg 15 Jan. 1607, gest. te Tholen 5 Juni 1663, jongste zoon van Abraham (1) (zie vorig art.) en Susanna van Rhee, ontving zijn eerste onderricht van zijn broeders Jacob en Isaac (die volgen) op de latijnsche scholen te Veere en Rotterdam, werd vervolgens in 1627 hier en in 1629 te Dordrecht, onder het rectoraat van Isaac, derde meester. In April 1630 was hij in Frankrijk en bezocht o.a. Gassend. Aanvang 1635 werd hij benoemd tot rector te Gorkum en huwde Nov. 1635 met Maria Copin uit Amsterdam. In Sept. 1636 werd hij rector te Vlissingen, in welke functie Joh. Hayman hem zijn 10 Juni 1640 onder Regius gehouden befaamde dissertatie over den bloedsomloop opdroeg en B. zelf een uittreksel publiceerde uit het handschrift met natuurkundige aanteekeningen van zijn broeder Isaac (Ultraj. 1644). In April 1646 werd B. benoemd als rector te Goes en 4 Nov. 1652 te Rotterdam, waar hij Hendrik Stevin afschriften verschafte van verschillende verhandelingen van Simon Stevin, vroeger door B.'s broeder gecopieerd en later gedrukt in Hendrik Stevin, Wisconstigh Filosofisch bedrijf (1667). Op verzoek werd aan B. te Rotterdam 2 Mei 1661 demissie verleend, waarna hij zich 8 Apr. 1661 met zijne zoons Daniël en Elias (III, kol. 77) te Leiden liet inschrijven. Weldra werd hij rector te Tholen, waar hij met zijn zoon Abraham 12 Mei 1662 poorter werd. Tot voor kort hingen zijn wapens daar in de kerk.
Na een korten tijd te Tholen werkzaamte zijn geweest, werd zijn zoon Abraham in 1678 commandeur van Essequibo, in welke functie de bewindhebbers in Zeeland hem in een brief dd. 24 Aug. 1684 beschuldigden de rol van souverein te spelen. Een menigte brieven van hem zijn op het Rijksarchief te 's Gravenhage. Ten gevolge der moeilijkheden verkreeg hij 30 Oct. 1690 ontslag en werd in zijn ambt opgevolgd door Samuel B., gest. in die functie 10 Dec. 1707.
de Waard