[Allardi, Christiaan]
ALLARDI (Christiaan), geb. te Groningen 2 Apr. 1747 als eerste kind van Christiaan en Hijktje Wolters of Wouters, in eerste huwelijk getrouwd geweest met den proviandmeester J. Scheephorst. Hij overleed te Franeker 1822. De vader, uit Aurich in Oostfriesland afkomstig, behoorde tot den handelstand. De zoon doorliep de latijnsche school in zijn geboortestad en werd aldaar 7 Juli 1763 student in de geneeskunde. In Brugmans, van Doeveren en Camper had hij uitstekende leermeesters voor natuur-, genees- en ontleedkunde. Hij promoveerde 27 Febr. 1771 op een proefschrift De respirationis mechanismo. Van toen af wijdde hij zich te Groningen aan de geneeskundige praktijk, terwijl hij in 1794 of 95 ook tot stadsanatomicus werd benoemd. Sedert 1795 was de medische faculteit te Franeker onbezet en nadat de eenig overgebleven student in de geneeskunde aldaar in Augustus 1796 naar Leiden vertrokken was om zijne studiën te voltooien, duurde het tot in 1797 voordat er in de geneeskundige faculteit twee professoren konden benoemd worden. Voor de eene plaats stond Allardi no. 2 op een drietal. Daar no. 1 niet in aanmerking wenschte te komen en no. 3 voor de benoeming bedankte, werd 27 Juni 1797 besloten den groningschen geneesheer te benoemen. Deze schreef 1 Juli dat hij vooralsnog geen besluit kon nemen, den 24sten echter gaf hij aan de roepstem uit Franeker gehoor. Volgens prof. Tijdeman, omdat hij de praktijk moede was, en dit dus een gewenschte retraite was. Den 17den Oct. 1797 werd hij in den senaat te Franeker geïnstalleerd en 15 Nov. hield hij zijn intreerede De summa mentis voluptate ex ipso artis sanandi usu haurienda. Deze rede verscheen in 1797 te Leeuwarden in druk.
Zijn traktement bedroeg ƒ 1300 benevens vrije woning in het voor den hoogleeraar in de botanie bestemde huis. Voor een amanuensis stond men hem ƒ 150 toe en eenzelfde bedrag voor ingrediënten, ten behoeve van zijn chemisch onderwijs. Behalve chemie onderwees hij botanie, pathologie en gaf hij praktische lessen aan het ziekbed. Gedurende de vacature, ontstaan door het vertrek van zijn ambtgenoot Mulder naar Groningen in 1808 en 1809, onderwees hij ook de osteologie en ten slotte in 1809 met zijn collega Ypey de ontleedkunde theoretisch en praktisch. In het academiejaar 1806/07 was hij rector magnificus en hield bij de overdracht van het rectoraat op 17 Juni 1807 eene Oratio de vitae regimine medico, optimo sanitatis tuendae praesidio, welke rede niet in druk verschenen is. Ofschoon hij bij den overgang van Academie tot Athenaeum in 1815, bijna 70 jaar oud was, vond de regeering geen bezwaar hem tot hoogleeraar te benoemen in de schei-, plant- en artsenijmengkunde. 28 Dec. 1815 werd de nieuwe inrichting ingewijd. In het laatst van April 1816 werd Allardi door een hevige beroerte getroffen, waarbij zoowel zijn spraak- als zijn geestvermogens ten zeerste aangedaan werden. Nog gedurende 6 jaren werd zijn leven gerekt tot zijn dood 9 Juni 1822.
Sedert 1773 was hij gehuwd met Egherdina Hagenouw, dochter van Ds. Meinardus Hagenouw te Lutjegast en van Maria Cost. Zij overleefde haren man nog 11 jaren en stierf 27 Mei 1833, ruim 90 jaren oud. Van hunne twee dochters huwde de oudste Maria met Is. Telting, secretaris van Franeker, aan wien zij 12 Juni 1809 ontviel. De andere dochter overleefde haren vader.