[Weent, Jan de]
WEENT (Jan de), alias Joannes Weentius, was de 29ste abt van Egmond en als zoodanig Jan III, overl. aldaar 1404. Na het overlijden van Jan II van Hillegom, 1381, kozen de monniken der Sint Adelbertsabdij te Egmond met algemeene stemmen den prior der abdij, Jan de Weent, tot abt. Niettegenstaande deze algemeenheid der stemmen, wist een monnik der abdij, zekere Arent Willemsz. zich door paus Sixtus III als abt te doen erkennen. Na een strijd, die vier jaren duurde, trok, vooral door tusschenkomst van hertog Albrecht van Beieren, Arent Willemsz. zich terug. Jan de Weent moest zijn benoeming onderwerpen aan de beslissing van Frederik, aartsbisschop van Keulen; deze bevestigde hem als abt in 1385. In Keulen ontving Jan de Weent de abtswijding uit handen van Everard, O.P. bisschop van Sebaste en broeder van Frederik. De Weent nam nu het bestuur der abdij in handen. Gedurende zijn lange regeering had hij veel te lijden van ridder Arnold van Egmond, heer van IJselstein. Deze had Albrecht van Beieren in de hoeksche en kabeljauwsche twisten groote diensten bewezen en wist zich zoo straffeloosheid voor zijn vergrijpen tegen de abdij te verzekeren. Jan de Weent bevorderde de beoefening der letteren in de abdij; de catalogus der boeken noemt 19 werken, die door hem gekocht of geschreven zijn. Gebroken door het doorgestane leed, vroeg de grijze abt in 1404 zijn ontslag in Rome aan. Den 12den Augustus van dat jaar vierde hij te Egmond zijn gouden jubilee als monnik, den 11den December d.v. overleed hij. Zijn grafschrift, woordspelend op zijn naam, (die Weent) prijst tegelijkertijd zijn geduld in het lijden en zijn vertrouwen op God.
Zie: Bijdr. v.h. Bisd. Haarlem XXI, 230 vlg. en Joh. a Leydis, Chronicon Egmondanum, i.v.
Kleijntjens