den Watergeus jonker Albrecht van Egmond van Merestein. In Aug. 1572 kwam hij met zijn broeder Jan (die volgt) naar Holland en trad weldra als page in dienst van den graaf van der Marck, wien hij getrouw bleef en die 1 Mei 1578 in zijn armen stierf. Hij trad nu in dienst der Staten. 20 Nov. 1578 is hij in het leger voor Deventer; 30 Sept. 1579 trekt hij als vaandrig in het vendel van zijn broeder Jan (die volgt) naar Friesland en vervolgens naar Muiden. In 1580 is hij weer in Friesland en ontkomt ter nauwernood aan de nederlaag bij Scharterbrug. Op 5 Juli 1584 krijgt hij een bevel als hopman in frieschen dienst en wordt hofmeester van stadhouder Willem Lodewijk. 13 Maart 1592 is hij bevelhebber van Delfzijl; 24 Dec. 1604 is hij als zoodanig in Emden, waar hij het militair gezag der Staten bevestigde, totdat hij in 1608 door de stadsregeering werd ontslagen. 7 April 1609 woont hij in Franeker. In 1616 wordt hij als lid van den Raad van State naar den Haag afgevaardigd, waar hem vele belangrijke zendingen worden opgedragen. Zijn door het Friesch Genootschap (1841) uitgegeven boek Eenige gedenkwaardige Geschiedenissen (1568-1610) is van veel belang voor de kennis der guerilla in het Noorden tijdens Willem Lodewijk en de staatkundige voorvallen van zijn tijd aldaar. Een tweede deel is nog onuitgegeven, loopt tot 1620. Hij gaf ook aan Baudartius vele inlichtingen voor diens Memorien. Zijn zinspreuk was: sine labore nihil. In 1620 gaat hij als lid der Staten-Generaal naar Engeland en wordt daar door den koning tot ridder geslagen. 12 Jan. 1620 maakt hij zijn testament, en vermaakt het Martenahuis te Franeker aan Berend Coenders.
Zie: de Haan Hettema, Stamboek Friesche Adel I, 270-279, II, 184; Vrije Fries I, 188.
Vogels