hij in aanraking met vele aanzienlijke familiën, wat hem in zijn verdere loopbaan is te stade gekomen.
Op 24 Maart 1811 huwde hij in den Haag met Geiske Spoelstra, die, na hem twee kinderen te hebben geschonken, op 26 Oct. 1816 overleed. Ook beide kinderen uit dit huwelijk zijn hun vader in den dood voorgegaan. 31 Dec. 1817 hertrouwde van der Spuij met Rose Françoise Cavin, een Zwitsersche, die ook reeds 29 Jan. 1826 overleed. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren, waarvan de eene enkele maanden vóór den dood van haar vader stierf.
In 1816 werd van der Spuij belast met het geven van nederlandsche lessen aan kroonprinses Anna Paulowna. Ook aan de kinderen van deze vorstin en den lateren koning Willem II gaf hij van 1826 tot 1830 in tal van vakken les onder den titel van: praeceptor der Koninklijke kleinzonen.
Zijn voornaamste verdiensten en zijn voornaamste roem liggen op het gebied van den aanleg van het Haagsche Bosch. Reeds in 1812 werd hem door den opperhoutvester als arpenteur-forestier opgedragen het Bosch op te meten en in kaart te brengen, in verband met het bevel van Napoleon het geheele bosch om te hakken. Dit besluit kwam gelukkig niet tot uitvoering ten gevolge der omwenteling van 1813, waaraan van der Spuij een actief aandeel nam. In 1817 gaf de Minister van Financiën, onder wien de domeinen ressorteeren, hem de opdracht proeven te nemen over verwijdering van het overtollige water. In 1818 en 1819 werden dergelijke proeven herhaald en in dit laatste jaar kreeg van der Spuij het verzoek een plan te ontwerpen voor het aanleggen van vijvers in het Haagsche Bosch tusschen de Laan van Nieuw Oost-Indië en het Controleurslaantje. Dit plan moest in vier dagen worden tot stand gebracht en werd door den Koning goedgekeurd. Aan den ontwerper werd toen ook de leiding van de uitvoering opgedragen. En zoo bracht van der Spuij den prachtigen vijveraanleg tot stand, die nu nog de bewondering wekt van elken bezoeker van het Haagsche Bosch. In 1834 en 1835 voerde van der Spuij in samenwerking met Zocher veranderingen in den omtrek van de Koekamp uit en liet de thans nog bestaande vijvers langs den Bezuidenhoutschen weg graven. In 1846 zoowel als in 1860 tenslotte diende hij van advies over veranderingen op het terrein rond de Tent van de N. of L. Societeit in het Bosch. In 1837 benoemde de Kroonprins, later koning Willem II, van der Spuij tot directeur der door Z.K.H. aangekochte buitenplaats Zorgvliet. Ook hier bracht hij veel tot stand op het gebied van ontginning en kanalisatie. Ook het stoomgemaal Hanenburg werd door hem opgericht. Na de uitbreiding der koninklijke bezittingen was zijn titel geworden: Directeur der particuliere domeinen van koning Willem II. Na den dood van dezen vorst bleef hij in dienst van koningin Anna Paulowna, tot hij in 1865 werd
gepensionneerd.
In 1861 teekende hij een kaart van Soestdijk; ook de aanleg van verscheidene tuinen bij de villa's, in 1859 in den omtrek van het Willemspark in den Haag gebouwd, heeft hij ontworpen.
Van der Spuij woonde eerst Z.O. Buitensingel M. no. 530, ten tweeden male weduwnaar geworden bij zijn schoonzuster Louise Charlotte Cavin, die in het Hooge Westeinde een kostschool hield, daarna in de Dekkerslaan op Meerdervoort, als directeur der domeinen op Zorgvliet en tenslotte Nassaulaan 19.
In 1867, toen hij dus 86 jaar oud was, verhuisde hij naar Acheren in Baden, waar hij bij zijn getrouwde dochter ging inwonen, maar reeds binnen het jaar overleed.