Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

[Schoonhoven, Florentius van]

SCHOONHOVEN (Florentius van) of Schoonhovius, geb te Gouda omst. 1594 uit een der voorname families der stad, was de zoon van Theodoor Jacobsz., in 1612 burgemeester, en van Nisje Verharst, dochter van Floris, schepen 1569 en burgemeester 1579. Hij overl. waarschijnlijk aldaar omstr. 1648. Terwijl hij studeerde aan de latijnsche school der stad, kreeg hij zulk een zucht voor verzenmaken, dat hij bijna niets anders wenschte te doen. Zijn vader, die over geen groot fortuin beschikte, dwong hem te Leiden in de rechten te studeeren, waarin hij den graad van licentiaat behaalde omstreeks 1618. Fl.v. Schoonhoven werd door de twisten der Gomaristen en Arminianen ertoe gebracht over te gaan naar de Katholieke kerk. Hij was vurig protestant geweest, zooals uit zijne Poemata bl. 196 blijkt. Paquot vermeldt nauwkeurig zijn twee uitgegeven dichtwerken, waaraan hij wel eenige hoedanigheden toeschrijft, doch die hij in het algemeen als zeer middelmatig en alledaagsch beschouwt. Tot bewijs drukt hij blz. 155-160 enkele carmina af. De uitgaven van v. Schoonhoven zijn uit den tijd zijner studiejaren: Poemata antehac non edita (Lugd. Bat., Busson, 1613; Paquot beschrijft den inhoud en somt de personen op aan wie zij opgedragen zijn); Emblemata partim Moralia, partim etiam Civilia; cum latiori eorumdem ejusdem Auctoris interpretatione. Accedunt et alia quaedam Poemata in aliis Poematum suorum libris non contenta (Goudae 1618. 4^o; her-

[p. 1231]

drukt Amsterd. Joan Janssonius 1619, 4^o, en 1648, ook Lugd. Bat. 1626).

Omtrent het verder leven van Fl.v. Schoonhoven is weinig bekend. Foppens, Bibl. Belg. I 279 en Sweertius, Athenae Belg. 237 vermelden hem slechts met eenige regels. Paquot, die Walvis, Beschr. van Gouda nasloeg, vermeldt den datum, van zijn dood omstreeks 1648 niet.

Zijn portret in miniatuur door A. van Halen behoort tot het Panpoëticon Batavum in het Rijksmuseum te Amsterdam.

Zie: Paquot, Mémoires litt. XV, 151-160; Catalogus bibl. min. abbatiae S. Bern. 1733, 248.

Fruytier