[Sarphati, Samuel]
SARPHATI (Samuel), geb. te Amsterdam 31 Januari 1813, overl. aldaar 23 Juni 1866, zoon van Emanuel en Reyna Musaphia. Ingeschreven als student in de geneeskunde te Leiden 1833, promoveerde hij aldaar in 1839. Hij huwde Abigael Mendes de Leon; uit dit huwelijk zijn geen kinderen. Hij vestigde zich te Amsterdam als geneesheer, maar gaf een steeds grooter deel van zijn tijd aan sociale doeleinden.
Op zijn iniatief werd 23 April 1842 opgericht de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, waarvan hij toen secretaris werd. In 1845 stichtte hij een inrichting voor onderwijs in koophandel en nijverheid, die hij een tijd lang uit eigen middelen financierde en waar hij les in scheikunde gaf; de latere Openbare Handelsschool is uit deze inrichting voortgekomen. In 1848 stichtte hij de Maatschappij tot bevordering van landbouw en landontginning. In 1852 stichtte hij de Vereeniging voor Volksvlijt, met een tijdschrift De Volksvlijt van 1854 tot 1887. Uit deze vereeniging ontstond het Paleis voor Volksvlijt, dat 16 Augustus 1864 werd ingewijd. In 1856 richtte hij op de Maatschappij voor Meel- en Broodfabrieken, in 1861 de Nationale Hypotheekbank, in 1865 de Nederlandsche Bouwmaatschappij, die grooten invloed heeft gehad op de verdere bebouwing van het toenmalig Amsterdam. In 1866 stichtte hij de Amstelhotelmaatschappij ter exploitatie van het nog steeds bekende hotel. Naar hem werd ten slotte een straat in de buurt, waar hij het meest gewerkt had, genoemd. Hij is lid geweest van de Provinciale Staten.
Zooals bij personen met zulk een intense werkkracht en liefde voor het algemeen dikwijls voorkomt verkeerde S. - van huis uit niet bemiddeld - door zijne vele ondernemingen dikwijls in geldzorgen, waardoor zijn leven versomberd werd. Behalve zijn dissertatie heeft hij slechts enkele brochures van slechts toentertijd actueel belang gepubliceerd.
S. nam ook op belangrijke wijze deel in het leven van zijn geloofsgenooten in Amsterdam.
Zijn portret bestaat als prent door S. Altmann en door Herring.
Zie: N.G. Pierson in Economist 1866, 323; A.C. Wertheim in Eigen Haard 1876, 148; Biog. Lex. hervorragender Aerzte, in voce.
van der Vies