[Ripperda, Unico (3)]
RIPPERDA (Unico) (3), heer van Hengelo, Buxbergen, Solmsberg, Boekelo en Wimmenum, geb. omstr. 1635, kinderloos overl. 1678, zoon van Willem en van Alida van Buckhorst tot Wimmenum.
Hij was in 1666 ritmeester en werd 16 Maart kolonel bij de cavalerie. Als zoodanig maakte hij deel uit van de bezetting der stad Zwolle, tijdens den inval der Munsterschen en Keulschen. De onverantwoordelijke overgave der goed versterkte stad schijnt goeddeels aan zijn zonderlinge gedragingen te moeten worden toegeschreven. Althans in een gedrukten brief aan de Staten-Generaal werpt de zwolsche magistraat de schuld der overgave op Ripperda en een paar andere officieren. Ripperda gaf toen in het licht Beright van hetgeene tot Swol gepasseerd is, door U.R. Colonel d. infanterie (Leeuw. 1672, 4o.). Hierop verscheen een Tegen-bericht van de Mag. van Zwolle tegen .... (1672, 4o.). Zoo hield het onverkwikkelijk debat nog geruimen tijd aan, zonder dat de toedracht van zaken veel duidelijker werd.
Hij liet zijn goederen, reeds onder zijn vader verachterd, in berooiden toestand na. Boekeloo, verhuurd aan Cornelis van Aerssen, heer tot Wernhout, drost van Dalen, werd wegens schuld na den dood van den eigenaar aan den genoemden huurder verkocht; Hengelo aan Jacob van Coeverden tot Stoevelaer; en Buxbergen kwam aan Willem van Lintelo tot de Ehze (zijn zwager). Wat in Die Haghe 1914/15 blz. 47 wordt meegedeeld, heeft betrekking op de nalatenschap van zijn ouders.
Hij ondertrouwde te 's Gravenhage 20 April 1659 met Margaretha van Merode, dochter van Floris v.M., heer van Sevenich en Rummen, en van Margaretha van Gendt. Dit huwelijk was kinderloos.
Zie: v. Doorninck, Gesl. Aant., 142; Resol. R. en St. van Overijsel, 10 Nov. 1680; van Hattum, Gesch. van Zwolle IV, 8-70; Tiele, Bibl. van Pamfl. no. 5981 e.v., 6580; Wapenheraut V (geneal. Ripperda), 218; Bijdr. Gesch. v. Overijsel II, 184, V, 1.
Regt