[Ripperda, Unico (1) of Uniken]
RIPPERDA (Unico (1) of Uniken), zoon van Bolo, zijn moeder was een Rengers. Hij was hoofdeling van Oosterwijtwerd, Holwierde en Uitwierde en volgde in 1441 zijn oom Dithmaer Rengers op als proost van Farmsum. Met zijn neef Johan Rengers werd hij 1474 door Groningen afgevaardigd naar den Keizer om met andere rechten o.a. voor de stad het goudenmuntrecht te verkrijgen. Wat het muntrecht voor de stad betreft, heeft de deputatie geen succes gehad; de stad verkreeg dit eerst in 1487. Van keizer Frederik III verkregen zij echter persoonlijk als buitengewoon gunstbewijs (bij acte van 12 Januari 1474) het recht om gouden en zilveren munten te slaan. Of zij het ooit uitgeoefend hebben, is onbekend. Beiden hebben met hun lastgevers hierover moeilijkheden gekregen en hebben, nadat zij hun diploma aan het stadsbestuur hadden overgelegd, dit nooit terugontvangen. Ripperda overleed nog in hetzelfde jaar aan de pest (1474) en zal misschien ook daardoor geen gelegenheid hebben gehad het recht uit te oefenen.
Hij huwde met Ulske Fockena, dochter van Focko Ukena en van Hiddeke, erfdochter van Oosterwijtwerd.
Zie: W.G. Feith in Ned. Leeuw XL, 106-109; Wapenheraut V, 151 (hier foutief) en 273, 274; Friedländer, Ostfr. Urkundenb. l, no. 753; P.O. van der Chijs, Munten v. Friesl. Gron. en Drenthe, 433 vlg.
Regt