[Ripperda, Pieter]
RIPPERDA (Pieter), data van geb. en overl. onbekend, zoon van Focko Ripperda en Anna van Ewsum, gehuwd op 12 Oct. 1554 met Evertie van Tamminga (datum van overl. onbekend, begr. te Waaxens, dochter van Onno van Tamminga en Hille Schaffer), later hertrouwde hij met Frouck van Burmania (overl. kort na de geboorte van haar kind, dochter van Joost van Burmania en Baef Tissesdr. Caters) en in derde huwelijk met Teth Wilcoosdr. Frese (dochter van Wilco Frese, hoofdeling te Rysum, Loquardt en Campen, en Catharina van Kniphuizen). Pieter Ripperda was een broeder van den voorgaande en door zijn moeder was hij met de Rengersen verwant. In 1561 was hij de schepper van het Winsumer en Schaphalster Zijlvest. Hij was Hervormd, maar teekende in 1566 niet het Compromis, waartoe hij ook niet was aangezocht.
Op Kruisdag 1566 had hij met zijn broeders het volk aangezet tot de plundering van de kerk van Winsum, maar hij deed niet mede, liep alleen in de kerk op en neer, terwijl zijn vrouw en schoonzuster geuzenliedjes op het orgel speelden. In voorjaar 1567 moest hij vluchten en ging naar Emden, waar hij door den drost Unico Manninga, die familie van hem was, werd toegelaten. Op 23 Mei 1568 vocht hij bij Heiligerlee en weldra liet Alva zijn goederen in beslag nemen.
Op 9 Juli 1569 komt zijn naam voor op de lijst van gevluchten, die door de spaansche regeering verdacht zijn, zoowel in Groningen als op het platteland. Pieter Ripperda had zich intusschen bij de Watergeuzen gevoegd, en begin Oct. 1569 werd hij in Knocke bespied, toen hij daar met den Watergeus jonker Albrecht van Egmond uit avondmaalskelken wijn dronk. Op 10 Jan. 1570 werd hij door Alva verbannen. Op 1 Febr. 1570 bood hij zich met zijn broeder Asinge Ripperda bij Sonoy in Emden aan, met 300 man, maar de Prins van Oranje moest wegens geldgebrek het aanbod afwijzen. Op 10 Juli 1570 verzocht Hercules van Ewsum aan koning Filips om van den rentmeester