[Ripperda, Maurits]
RIPPERDA (Maurits) tot Vorden, geb. omstr. 1535, overl. na 1591, zoon van Hayo en van Henrica van Hackfort, door wie Vorden in het bezit der Ripperda's kwam. Maurits R., hoofdling in half-Farmsum, Retkum en Dornum, was sedert 1564 beschreven in de ridderschap van Zutphen. In 1573 ging hij als gecommitteerde der landschap naar Antwerpen en Brussel ten einde Requesens te complimenteeren. In 1580 werd zijn huis te Vorden door engelsche soldaten geplunderd; hij vertrok toen naar Oostfriesland en werd in 1591 drost te Norden. Het recht op Vorden werd hem betwist door zijn halven oom Henrick van Eck, zonder dat hun goede verstandhouding daaronder leed. Later werden die aanspraken weder opgehaald en eindigden na een langdurig proces in 1620, met bevestiging van een overeenkomst, waarbij het goed, op zekere voorwaarden, aan Adolf Ripperda, Maurits zoon, werd toegekend. Maurits Ripperda huwde vóór 1570 met Maria van Willich of Wylich tot Diesfort, geb. 1536, dochter van Derck en van Anna van Swanenborch. Uit dit huwelijk sproten twaalf kinderen.
Zie: Wapenheraut V, 174, 213; Geld. Volksalmanak 1892, 39, 41; Slichtenhorst, pag. 5; Mdbl. Ned. Leeuw XLII, 75-78.
Regt