en in de abdijkerk te Middelburg aan het altaar van Sint Catharina 1559/60. Hier wordt hij juister Rumoldus Lambertus Reymarius genoemd. In 1560/61 deed hij afstand van zijn recht op een vicarij aan het altaar van het H. Kruis in de Westmonster te Middelburg. 1562 werd hij door den kanunnik van St. Rombout Ant. Conthault, geestelijk raadsheer van den Grooten Raad te Mechelen, voorgesteld als pastoor van O.L. Vrouw aan de Dyle. De deken van het kapittel, die het recht van den kanunnik niet wilde erkennen, droeg Phil. Boest van Helmond voor. 13 April 1562 stelde Rumoldus Reimarius zijne procuratores aan om bezit te nemen van zijn parochie en 30 April verscheen hij zelf voor het kapittel. Hij moest zich echter tevreden stellen met een jaargeld van 36 gulden, hem met pauselijke toestemming in plaats van de parochie gegund. 5 Mei 1566 werd hij tot kanunnik, de eerste gegradueerde in de godgeleerdheid, van het nieuw ingericht metropolitaan-kapittel te Mechelen benoemd door kardinaal Granvelle. Voor Sint Jan, 24 Juni, nam hij bezit van zijne prebende, doch resideerde dat jaar niet te Mechelen en genoot nog zijn pensioen van de O.L. Vrouwekerk. Sinds 24 Juni 1569 was hij te Mechelen ‘participavit ex panibus’. Hij komt 1573 voor als provisor van ‘LX fratrum’. Of hij van zijn dekenschap te West-Souburg afstand had gedaan, blijkt niet. Kanunnik Reymaers overleed 4 Januari daags vóór Driekoningen; na de Vespers werd hij in de Sint Romboutskerk begraven in de kapel van den H. Macarius en Antonius. Aldaar op een tafereel over het altaar, beide thans verdwenen, stond: ‘Hier bij desen autaer leght begraven Heer Rombout Reimaers, Licentiaet in de Godtheyt, Canonick in syn leven deser Kercke, die sterft in het jaer ons Heere 1577 den 4 dag van Junius’. Volgens Analectes moet men 4 Januari lezen, in plaats van 4 Juni, dat verkeerd is.
Rum. Reimaers stichtte een studiebeurs in het college van den H. Geest te Leuven, die thans vereenigd met andere beurzen bestuurd wordt door het seminarie te Mechelen. Zijn gesticht jaargetij ging reeds 1580 te niet.
Zie: Val. Andreas, Fasti academ. (Lov. 1650), 293; Analectes hist. eccl. Belg. XVII, 183, 206; Bijdragen bisdom Haarlem III, 401-406, XII, 133; Provincie stad en district van Mechelen opgehelderd (Brussel 1770), I, 56; Grijpink, Register op de parochiën I, Wal., 32, 66, 86, 162; J. Laenen, Hist. de l' église métrop. de St. Rombaut (Malines 1920), II, 245; J. Baeten, Verzameling van Naamrollen kerk. gesch. Mechelen II, 150, 153.
Fruytier