Q.
[Quant, Johannes Franciskus]
QUANT (Johannes Franciskus), geb. te Leiden 3 Mrt. 1866, overl. te Batavia 19 Dec. 1904, studeerde van 1883 tot 1888 aan de polytechnische school te Delft, verkreeg in laatstgenoemd jaar het diploma van civiel ingenieur. In 1885 had hij een diploma voor middelbaar onderwijs in wiskunde verkregen. Met ingang van 1 Sept. 1888 werd hij benoemd tot leeraar in de wiskunde aan een roomsch-katholiek instituut te Oosterhout en met ingang van 1 Mei 1889 tot ingenieur bij de Rijksgraadmeting en waterpassing. Met ingang van 1 Nov. 1891 ontving hij eervol ontslag uit die betrekking, daar hij ter beschikking van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië gesteld werd, om tot aspirant-ingenieur van Waterstaat aldaar benoemd te worden. Na zijne aankomst werd hij 18 Febr. 1892 als zoodanig benoemd en reeds 13 Juni d.a.v. volgde zijne bevordering tot ingenieur 3e klasse.
Tot 1 Dec. 1895 was hij werkzaam bij bevloeiingen in de residentie Kedoe, en vervolgens tot 1 Jan. 1897 bij opnemingen voor den aanleg van eene haven te Joana (residentie Japera). Vervolgens deed hij dienst te Soerabaia, waar hij door de cholera werd aangetast. Tot herstel zijner gezondheid verkreeg hij eerst verlof op Java, daarna 5 Mei 1897 naar Europa. Hier te lande aangekomen, trachtte hij in het vak, dat zijne liefde had, werkzaam te zijn. Dit gelukte hem door eene benoeming op 18 Sept. 1897 tot tijdelijk leeraar in de wiskunde aan de hoogere burgerschool te Alkmaar. Hij behaalde in Dec. 1898, eene akte K II, die hem de bevoegdheid gaf tot het geven van lessen in een aantal natuurkundige vakken.
In Dec. 1899 in Indië teruggekeerd, werd hij, daar er op dat oogenblik bij den waterstaat geen plaats open was, op het hoofdbureau van het mijnwezen gedetacheerd, wel een bewijs dat hij van vele markten thuis was. Apr. 1900 werd hij weder bij den waterstaat, afdeeling bevloeiing, geplaatst, maar ook deze plaatsing zou niet lang duren, want bij beschikking van 13 Juli d.a.v. werd hij benoemd tot tijdelijk leeraar aan de afdeeling hoogere burgerschool van het gymnasium Willem III te Batavia, en 5 Aug. 1900 tevens tot leeraar aan de ambachtschool aldaar. Eindelijk werd hij bovendien 25 Juni 1901 leeraar in de bouwkundige vakken aan de Koningin Wilhelminaschool te Batavia. Tegelijk met laatstgenoemde benoeming ontving hij eervol ontslag als ingenieur van den Waterstaat.
Eene uitvoerige levensbeschrijving, door J.F.H. Koopman, waarin al hetgeen hij geschreven heeft (kleine opstellen, meestal in verband met techniek of onderwijs) is opgenoemd, komt voor in den Ingenieur van 25 Febr. 1905.
Ramaer