[Pinto, David Emanuel de]
PINTO (David Emanuel de) alias Rodrigo Alvares Pinto, geb. te Lissabon 1599, gest. te Rotterdam 16 April 1649, zoon van don Manuel Alvares Pinto y Ribera en doña Voliante Nuñes Henriques, kleinzoon van don Gyl Lopes Pinto en broeder van Abraham alias don Gyl Lopes Pinto (zie het artikel Abraham de Pinto (1)). In Antwerpen, waarheen hij in 1607 met zijn ouders uitweek, bezat hij met zijn broeder Abraham een groot handelshuis van europeesche vermaardheid, welks gewichtige diensten aan het brusselsche Hof door den kardinaal-infant, don Fernando, beloond werd met de ridderorde van St. Jacob de Compostella, die hij echter onder voorwendsels van de hand wees. Hij behoorde tot de rijkste en aanzienlijkste Antwerpenaars, waar hij tot de geheimzinnige marranenkolonie (van katholieke Joden) behoorde. Met zijn broeder en diens gezin heeft hij tevergeefs getracht naar Keulen te ontkomen, om dan naar Holland te ontsnappen en daar als Joden te leven (zie boven, onder Abr. de Pinto). Don Rodrigo stapte op 3 November te Rotterdam aan wal en liet zich door den opperrabbijn David Pardo besnijden, terwijl hij den naam David aannam. Hij was medestichter der Academia ‘Jesiba de los Pintos’, het rabbijnen-seminarium, door zijn broeder gesticht. Hij bewoonde het huis aan de westzijde der Leuvenhaven, dat hij voor 40.000 guldens had gekocht en waarvan de meubelen op 15200 guldens werden geschat. Hij heeft de opening der Academie niet mogen beleven. Gevaarlijke bloedvloeiingen na de besnijdenis deden hem in den bloei van zijn leven sterven. Hij werd op de begraafplaats aan de Jan van Loonslaan begraven, waar men nog een marmeren prismavormig monument ziet, dat in 't hebreeuwsch en portugeesch het graf aanduidt van den ‘eerwaarden grijsaard, den geleerden David Imanuel de Pinto’. De familie Mr. M. de Pinto te 's Gravenhage bezit een met olieverf
geschilderd vlaamsch miniatuur, dat hem op 30-jarigen leeftijd voorstelt met kanten kraag en mouwen, pruik, snor en puntbaardje. Zijn weldadigheid genoot onder de Joden, evenals die van zijn broeder Abraham, een grooten roep. Hij was, met zijn broeder, de rijkste inwoner van Rotterdam.
Zie: Jac. Zwarts, De 17de eeuwsche Rotterdamsche leerschool ‘Jesiba de los Pintos’ in het Rotterdamsch Jaarboekje (1922) (met portret).
Zwarts