Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

[Panssier, Jan Maertenz.]

PANSSIER (Jan Maertenz.) alias 't Pansier of Pansijser, ook Rusting genoemd, was 1513 kanunnik en onderpastoor te Veere. Daarna was hij vice-pastor te Brouwershaven, voor den wijbisschop Joh. de Meyer O. Carm., die het pastoraat bezat. Hij schijnt moeilijkheden gehad te hebben met den deken-provisor van Schouwen en inbreuk gemaakt te hebben op de rechten van den deken en domproost van Utrecht. In een brief van 22 Mei 1522 (in Hist. ep. Middelb. 70), beklaagt de bisschop van Utrecht, Filips van Bourgondië, zich bij zijn vicaris-generaal, van Thiel, over het optreden van Johannes Martini alias Panssier. Hij zal er den wijbisschop J. de Meyer persoonlijk over spreken en zoo deze voortgaat zijn vice-pastoor J. Martini in zijn onbillijk voornemen te begunstigen, is hij van plan het jaargeld van J. de Meyer in te houden. De spoedig daarop volgende dood van den wijbisschop maakte

[p. 1097]

een einde aan de tweedracht. 1510/11 had dom. Johannes Martini de begeving (collatio) over de parochie St. Annaland, maar hij lag daarover in geschil en proces, en won het niet. Toch schijnt hij later pastoor geweest te zijn. Want 1536/37 was de parochie open door den dood van D. Johannes Martini Pansijzer. Ten tijde van zijn overlijden 1536/37 bezat hij nog de pastorij van Burch (Schouwen); 1535/36 was door den dood van Joannes Martini Pantsier, int Pantyser, een vicarij van O.L.V. te Poortvliet vacant.

Zie: Grijpink, Register op de parochiën (Amst. 1914) I, Scaldia 5, 19, Zd. Bev. 4, 117, 118; Bijdr. Bisdom Haarlem XXV, 435.

Fruytier