Generale Secretarie. Van dit laatste ambt werd hij 9 Oct. 1663 ontheven, terwijl 15 Aug. 1664 zijn benoeming tot ordinair-lid van den Raad v. Justitie volgde; daarnaast vervulde hij nog andere functies en eereambten. Zoo was hij eenige jaren ouderling bij den Bataviaschen Kerkeraad en werd 30 Juni 1671 kapitein van 's Comp.'s suppoosten in de stad. 20 Nov. van ditzelfde jaar benoemden G.G. en Rade hem tot ontvanger-generaal, ‘mits bij dat ampt behoudende ende becleedende sijn chergie in den Raed van Justitie’. Bij laatstgenoemd college trad hij 5 April 1672 op als vice-president; van 6 Juli 1672 af vervulde hij daarnevens het hooge eereambt van colonel der burgerij van Batavia.
Den 8sten April 1678 kwam uit Nederland het besluit zijner benoeming tot Raad-extra-ordinair aan, als hoedanig hij 4 dagen later werd geïnstalleerd. 10 Mei d.a.v. werd hij bovendien Commissaris-politique bij den Bataviaschen Kerkeraad en 27 Mei president van Schepenen, terwijl 25 Juli bevordering tot ordinaris-raad volgde.
8 Maart 1681 werd hij eervol ontheven: 1o van het vice-presidentschap van den Raad v. Justitie, in welk college hij 20 jaar achtereen had ‘geverseert’ en 2o van de functie van ontvanger-generaal ‘die hij 10 jaeren lang bedient heeft’. In plaats daarvan trad hij nu op als president van Heemraden.
15 Oct. 1688 volgde zijn bevordering tot eersten raad en directeur-generaal van Indië, terwijl Heeren-XVII den 17den Dec. 1690 zijn benoeming tot Gouverneur-Generaal teekenden, welk ambt hij 24 Sept. 1691 aanvaardde. Tien jaar later werd hij op verzoek op de meest eervolle wijze ontslagen, maar het duurde nog tot 15 Aug. 1704, eer hij zijn taak kon overdragen aan zijn opvolger, Joan van Hoorn (zie aldaar). Na zijn aftreden bleef van Outhoorn te Batavia wonen, waar hij 27 Nov. 1720 op ruim 85-jarigen leeftijd overleed.
Tijdens van Outhoorn's bewind begon in Indië de begunstiging van familieleden bedenkelijke afmetingen aan te nemen. Zijn schoonzoon, Joan van Hoorn, volgde hem als G.G. op, terwijl verschillende broers van v. Outhoorn voordeelige betrekkingen kregen. Zoo had Herman van Outhoorn, te voren kapitein der militie op Makassar en Tayoean (Formosa), aan zijn broeder het lucratieve ambt van baljuw van Batavia te danken. Hendrik van Outhoorn, die jaren lang op Paleacatte en Masulipatnam werkzaam was en daar als assistent tot opperkoopman opklom, werd 20 Oct. 1677 wegens oneenigheid met den gouverneur van Masulipatnam, Caulier, naar Batavia opgeroepen. Maar .... zijn broeder was toen Raad van Indië en ongeveer een jaar later keerde Hendrik als opperhoofd naar Masulipatnam terug. 12 Juli 1681 werd hem toegestaan naar Batavia op te komen, om van daar te repatrieeren.
Cornelis van Outhoorn, eveneens een broeder van den G.G., aanvankelijk als koopman te Gamron werkzaam, werd later driemaal (1688, 1691 en 1695) opperhoofd in Japan, een buitengewoon voordeelig ambt, daar de particuliere handel aan het opperhoofd aldaar openlijk was toegestaan.
Van Outhoorn was te Batavia gehuwd met Elisabeth van Heyningen; uit dit huwelijk werd 3 Juli 1672 een dochter geboren, Susanna Agnieta, welke 24 Juli 1692 met den toenmaligen directeur-generaal Joan van Hoorn huwde. Zij overleed 16 Oct. 1703.
Zijn portret bestaat als prent o.a. door J.v.d. Schley, als schilderij door C. de Bruyn omstr.