ook op verbetering van het onderwijs der Joden aandrong. Gouverneur Wichers benoemde 6 Parnassijns of regenten, die 3½ jaar zitting zouden houden, om de reformatie der reglementen ter hand te nemen. Hieronder was Nassy, die nu niet langer den titel ‘adjudante gabay’ kon voeren, doch wel bezoldigd secretaris bleef. In Wijnmaand 1785 bestond de synagoge der Savanne honderd jaar, en Nassy, toen juist voorzittend parnas, nam een voornaam aandeel in de voorbereiding en regeling van dit ‘festa do Jobel’. Nassy richtte met enkele portugeesche Joden te Paramaribo het letterkundig college ‘Docendo Docemur’ op, waarvan gouverneur Wichers beschermheer werd en welk college zich aan de studie van historische, wijsgeerige en zedekundige werken zette. In het begin van 1786 zette het college zich aan het boek van den pruisischen krijgsraad Dohm, Ueber die bürgerliche Verbesserung der Juden. Nassy (die toen in Paramaribo een apothekerswinkel had geopend, daar sedert 1782 de gijzeling opgeheven was) stelde den kerkeraad voor den schrijver een dankbetuiging te zenden, waartoe besloten werd; Nassy schreef toen den in het Fransch gestelden brief aan Dohm. De redactie der nieuwe reglementen, het vertalen in het Hollandsch van het portugeesche origineel, vergde nu veel tijd. Dohm vroeg ondertusschen inlichtingen over de Joden van Suriname. Nassy ontwierp daarop een geschiedenis van de Joden van Suriname, met bijlagen uit het onder hem berustend archief, welke hij den kerkeraad voorlegde, die hem dank bracht voor zijn ijverige bemoeiingen. Men besloot 20 Jan. 1788 het werk te lezen en ter goedkeuring van de opdracht naar de directeuren der kolonie te zenden. Deze hadden bezwaren tegen verschillende politieke passages, die Nassy nu schrapte. Het Essai historique sur la Colonie de Surinam ging in 1789 te Amsterdam ter perse, zonder Nassy's naam, doch wel met de
opdracht aan de directeuren der kolonie. In Suriname was men er weinig mede ingenomen, zoodat Nassy spreekt van ‘mijn ongelukkig werkje’. In 1790 verscheen er zonder zijn voorkennis een hollandsche vertaling van Historische proeve over de kolonie Suriname, door een gezelschap geleerde Joodsche mannen aldaar (Amsterdam 1791, onder anderen titel verscheen er in 1802 aldaar een herdruk van). Na zijn aftreden als bestuurder in 1788, kreeg hij het ambt van secretaris, dat hem 1000 guldens jaarlijks inbracht. Een langdurige ziekte vertraagde de vertaling der reglementen, die eerst in Sept. 1789 gereed kwamen. De directeuren bemoeiden zich er echter niet mede, zoodat de Ascamot (reglementen) voortaan practisch als gebruik golden. Na den dood van zijn vrouw (Nov. 1789) verliep zijn zaak te Paramaribo en zijn gezondheid ging achteruit. In 1792 vertrok hij met zijn dochter Sara naar Noord-Amerika. Hij vestigde zich als medicus in Philadelphia, waar hij benoemd was tot lid van de Academie van wijsbegeerte en correspondent voor de geneeskunde. Hier gaf hij een geschrift uit over de epidemie in die stad en stelde hij ook een memorie op over de verbetering van de kolonie Suriname, die in 1795 aan de nieuwe regeering in Holland werd opgezonden. Vandaar vertrok hij naar het dcensche St. Thomas, waar hij door den ‘medicus des Konings’ was geëxamineerd en gelicentiëerd. Hierop trok hij einde 1795 weder met manufacturen, schoenen, scheermessen, droge en natte vivres enz. naar Suriname, welke artikelen hij daar te koop bood. De Mahamad (kerkbestuur) schonk hem nu den titel van ‘doctor’, zoodat hij als ‘doctor Nassy’ bekend werd.
Na zijn terugkeer hervatte hij zijn secretaris-