[Musscher, Michael van]
MUSSCHER (Michael van), portretschilder en etser, werd geboren te Rotterdam 27 Jan. 1645 en stierf 20 Juni 1705 te Amsterdam. Hij was o.a. leerling van Adr. van Ostade, hoewel maar korten tijd. In 1688 verkreeg hij het burgerrecht van Amsterdam; veel had hij te danken aan Jonas Witsen. M.v.M. schilderde portretstukken op de manier van Metsu en v. Mieris. Zijn nalatenschap werd 12 April 1706 verkocht.
Schilderijen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, Rijksmuseum: Joh. Hudde, Hendr. Bicker, Maria Schaep, Joh. Maurits van Nassau, een scheepskommandant; 's Gravenhage, Mauritshuis: familieportret; 's Gravenhage, verz. de Stuers: interieur met gezicht op stadhuis en Nieuwe kerk te Amsterdam; Hamburg, verz. Weber: dame en dienstbode; Londen, verz. Northbrook: Willem v.d. Velde in zijn atelier; Londen, verz. Sir Humphey de Trafford: portret van v. Musscher en zijn vrouw in zijn atelier; Praag, Rudolfinum: jonge man ten voeten uit; Rotterdam, Mus. Boymans: drie kinderen; Amsterdam, verz. Six: portret van een man; Berlijn, Kaiser Friedrich Museum: portret van een man; Brussel, verz. Arenberg: de moeder; Dusseldorf, verz. Werner Dahl: portret van een zittende jonge dame; Florence, Uffizi: zelfportret; Göttingen, Univ. Bibl.: portret van een geleerde; Turijn, Museum: portret van een jonge vrouw; bij graaf Stecki Romanov: viola-di-gambaspeler; Stockholm, verz. W.v. Hallwyl: landschap met jongen man, die van een dame een perzik aanneemt.
Teekeningen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, 's Rijks Prentenkabinet: M. de Musscher in zijn atelier, portret van Jan Luiken.
Zwartekunst-prenten van zijn hand zijn: Abrah. Galens, Joh. Visscher, Vondel, zelfportret met allegor. figuren, man met muts, kop van een man; geëtst is door hem het portret van Joh. Maurits van Nassau.
Naar hem maakten prenten: G. Valck, A. Blooteling, J. Houbraken, P. van Gunst, J. Wandelaar, P. Schenck, I.v. Munnickhuyzen, A.v. Buysen, G.F. Eilbracht.
Hij schilderde en teekende verscheiden zelfportretten, sommige met zijn familie; prenten zijn, behalve van zijn eigen hand, bekend door G.B. Jacoboni, D. Jongman, Fiquet.
Zie: E.W. Moes, Aanteekeningen 's Rijks Prentenkabinet, afd. schilderijen, afd. prenten; J.Ph.v.d. Kellen, aant. 's Rijks Prentenkabinet; A. Bredius, Künstlerinventare, 987-998, 165n 166n; H. Schneider in Monatsheft f.B.K. (1919) XII, 130; A. Houbraken, De Groote Schouburg der Nederl. Konstschilders en schilderessen (Amsterdam 1718-29) I, 270, III, 210; C. Immerzeel, De Levens en werken der holl. en vl. kunstschilders (Amsterdam 1843) II, 249; C. Kramm, De Levens en werken der holl. en vl. kunstschilders enz. (Amsterdam 1857-64) IV, 1178; G.K. Nagler, Neues allgem. Künstlerlexikon (München 1835-52) X, 78; Scheltema, Amstels Oudheid IV, 67; A.D. de Vries, Biograf. aanteekeningen in Oud-Holland (1885) 233; Dietsche Warande (1893) 478; Ch. Blanc, Manuel de l'amateur d'estampes (Paris 1854-90) III, 79; L. Delaborde, Histoire de la gravure en manière noire (Paris 1839) 171; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II, 207; F. Muller, De Nederlandsche