Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

[Metser, Willem of Guielmus de]

METSER (Willem of Guielmus de), priester, geb. te Oorschot (N.-Br.) omstreeks 1613, overl. te Leefdaal bij Leuven 13 April 1683, studeerde aan de universiteit te Leuven de filosofie en vervolgens de theologie en onderscheidde zich door zijne begaafdheid. Priester gewijd, werd de Metser assistent van den pastoor te Leefdaal, 14 Maart 1641, en het volgend jaar werd hij benoemd tot pastoor aldaar. Gedurende 42 jaar bestuurde hij

[p. 1020]

deze parochie tot groote voldoening zijner parochianen. Al den tijd, dien hij niet behoefde te wijden aan zijne herderlijke plichten, besteedde hij om zijn dichterstalent in de nederlandsche taal te oefenen. Hij schreef verschillende geestelijke gezangen en godvruchtige liedjes, die in de 17e eeuw veel opgang maakten en meermalen gedrukt en herdrukt werden.

E. van Even haalt in Biogr. nat. Belg. V, 519, de volgende uitgaven aan: Verheffing ende uytstortingh der herten tot Godt op verscheide Psalmen van David (Lov. 1682; 4 Ed. Brug. 1765); Lofsangen ter eere van 't Allerheyligste Sacrament ende van Onze Lieve Vrouwe door G.M.p.l. (Lov. 1682; Brug. 1765); Regels van de Broederschap van het Hoogweerdig H. Sacrament (Lov. 1682); Den Vermaerden Omganck der stadt Loven (Lov. 1681).

Zie: Bibl. Belg. I serie, XX. M. 14.

Fruytier