Lemmer en Sloten in. Verder wordt zijn naam niet meer genoemd.
Zie: Marcus, Sententiën, 285; Smit, den Haag in den Geuzentijd, 48, 50, 131, 152; te Water, Verbond der Edelen, IV, 327; Werken Hist. Gen. 3e serie, IV, 256, 259, 281, 283; Werken Hist. Gen. Codex Dipl. II, deel 2, 198; van Staveren, Mr. Johan Basius in Vrye Fries, XVIII, 249; van Groningen, Gesch. der Watergeuzen, 63, 276; Wagenaar, VI, 320; van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 160, 166, 303, 305, 307, 312, 326; Hagedorn, Ostfr. Handel 292, 311; ter Gouw, Gesch. van Amsterdam, VI, 330; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 138, 162 tot 167, 180 tot 183; Bor, I, 236, 289, 325; Altmeyer, Gueux de Mer, 39; Papieren van Nicolaas Ruychaver, in het Prov. Archief te Haarlem, en in afschrift in het Krijgskundig Archief van den Generalen Staf; Fruin, II, 145; van Someren, Corr. de Jacques de Wesenbeke 156, 208; Algem. Rijksarch. Holl. Div. Rekg. 1804.
Vogels