[Meer, Cornelis van der]
MEER (Cornelis van der), geb. 4 Juli 1788, overl. te Almeloo 12 Jan. 1826, kwam in 1804 als élève in dienst bij den inspecteur-generaal van den waterstaat C. Brunings (I kol. 498), na diens overlijden bij F.W. Conrad (II kol. 313) en toen ook deze overleed, onder A.H.J. van der Plaat (V kol. 514). Voor den laatste deed hij opnemingen en hield hij toezicht op werken in Noord-Holland. In het Rijksarchief is eene door hem geteekende kaart van de Kostverlorenvaart bij Amsterdam.
Toen Nederland bij Frankrijk werd ingelijfd en de nederlandsche waterstaat op fransche leest geschoeid werd, werd van der Meer bij keizerlijk decreet van 20 Febr. 1811 tot ingénieur des ponts et chaussées benoemd. Daar hij in dat van 12 Mrt. d.a.v. niet genoemd werd, was hij vanzelf ingenieur 2e klasse. De departementen waren in administratieve, tevens rechterlijke arrondissementen verdeeld en de dienstkringen der ingenieurs werden uit een of twee dezer arrondissementen samengesteld. Aan van der Meer werden de arrondissementen Almeloo en Deventer als dienstkring aangewezen, ter standplaats Almeloo, onder den ingenieur en chef J.E. Wildeman (IV kol. 1458).
Toen laatstgenoemde bij onze bevrijding van het fransche juk in het laatst van Nov. 1813 weder in militairen dienst trad, werd van der Meer als zijn plaatsvervanger in het departement Bouches de l'Yssel, sedert 1815 provincie Overijsel, ter standplaats Zwolle aangewezen. Hij was wel