onderpastoor te Grimbergen, acht jaar novicenmeester en elf jaar prior der abdij. Daarna bestuurde hij twee jaar de parochie Wemmel. 27 Maart 1778 werd hij tot abt zijner abdij gekozen, en 17 Mei benoemd door keizerin Maria Theresia, werd hij 30 Aug. door den kardinaal van Mechelen gewijd. Nog hetzelfde jaar werd hij gekozen tot lid der Staten van Brabant. Hij bestuurde met wijsheid en voorzichtigheid zijne abdij gedurende de treurige tijden van keizer Josef II. In 1790 werd hij afgevaardigd naar Weenen om als een der gevolgmachtigden den vrede met den keizer te bewerken. Voor het aartsbisdom Mechelen trad hij op als librorum censor. Bij den tweeden inval der Franschen in België vluchtte hij naar 's Hertogenbosch. Bij het bombardement der stad huisde hij met den provisor van Berne 16 dagen in een kelder. Na de overgave der stad wist hij, als lakei vermomd, op het rijtuig van een hollandsch generaal door het fransche leger te geraken en vond een toevlucht te Almelo, waar hij overleed. In de abdij te Grimbergen zijn nog twee door Gillis geschilderde portretten van hem bewaard.
Een portret, gegraveerd door L. Claessens, vindt men in het werk: de Quertemont, Recueil des portraits de Nosseigneurs les Etats de Brabant, qui ont assisté à l'assemblée générale tenue à Bruxelles, depuis 17 avril 1787 jusqu'au 5 déc. de la même année (Anv. 1790).
Zie: Wekelijks nieuws uyt Loven XII (1778) 281; Piron, Levensbeschrijvingen II, 122; Nol, Notices hist. sur l'abbaye du Parc (Brux. 1911) 94; Archief aartsb. Utrecht XXIII, 30; Archief abdij Grimbergen.
Fruytier