Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 947]
| |
de State Lyaucama bij Sexbierum, werd als abt van Lidlum 22 Maart 1332 vermoord te Boxum bij Leeuwarden. Eelco leefde ten tijde van groote ellende in Friesland, overstrooming en onderlinge oorlogen der Friezen, waaruit armoede en hongersnood ontstonden. Van zijn jeugd af in groote godsvrucht opgevoed, kreeg hij een afkeer van de wereld en verlangde priester te worden. Daarna werd hij gekozen tot pastoor te Tuytgom-Berlkum of Belkum, het tegenwoordige Berlicum, waar hij de pastorij bouwde 1320, zooals men bij de afbraak der kerk 1758 vond gegrift op een der binnenmuren. P. Kronenburg zegt, dat hij ook pastoor was in Sexbierum omstreeks 1300, wat niet blijkt uit zijne korte levensbeschrijving door Sibrandus Leo. Ook kan men daaruit niet opmaken, wanneer hij in de abdij Lidlum het kloosterkleed aannam; het heeft den schijn, dat hij als wereldsch priester en pastoor 1328 werd gekozen tot abt en bevestigd door den vaderabt van Mariengaard, wat zeer onwaarschijnlijk is voor dien tijd. Bovendien vermeldt Sibrandus Leo van meerdere abten niets van hunne intrede in de orde. Als abt was Eelco een voorbeeld van deugd en versterving. Hij vermeerderde de eigendommen der abdij door haar de kerken van Tuytgom, of Uitgong, een gedeelte van het tegenwoordige Berlicum, Sexbierum en Spannum te bezorgen. Hevig was de strijd in dien tijd tusschen de Schieringers en Vetkoopers. De abdijen zelf voerden oorlog onderling, of met hunne adellijke tegenstanders. Ook Eelco moest zich verdedigen tegen de adellijke Echna en wapende 180 manschappen, behalve zijne conversen. Deze, verspreid in de verschillende hoven buiten het klooster verkeerend onder het volk, mengden zich te veel in de twisten, die geheel de Nederlanden in dien tijd beroerden. Zij namen vooral in Friesland deel in den strijd. Vandaar dat zij spoedig de zeden der ruwe krijgers hadden aangenomen, onhandelbaar en ruw optraden tegen de monniken, hun gezag niet meer wilden erkennen en opstand pleegden (zie art. Willem van Saaftingen). Eelco bezocht hen dikwijls, berispte en bestrafte hen om hun losbandig leven. Toen hij zich bij het naderen van het Paaschfeest 1232 naar den uithof ter Poorten te Boxum begaf, werd hij met zijne medebroeders door de conversen met alle eer ontvangen. 's Nachts werd hij overvallen door eenige van hen. Zij verweten hem, dat hij als een huichelaar kwam om hen te berispen, maar dat hij zelf een goddelooze dronkaard was en aan zijne pij de duidelijke sporen zijner overdaad waren te zien. Toen zij de pij op zijn verzoek onderzochten, vonden zij deze met rozen belegd. Daarop ontstaken zij in razernij, sloegen den abt met hunne knuppels dood en wierpen zijn lijk in de gracht, waar het den volgenden morgen werd gevonden. Met allen eerbied werd het lijk naar Lidlum gevoerd en in de kerk in het koor der conversen begraven. De nagedachtenis van Eelco bleef in eere. Door mirakelen werd de hulde, den zalige gebracht, beloond. Verschillende friesche geschiedschrijvers, de Norbertijnen van der Sterre, Craywinckel, le Paige, Mudtsaert, Waghenare, getuigen voor de vereering van den zalige sinds eeuwen, ofschoon van eene liturgische vereering geen sporen zijn te vinden. Zijn levensbeschrijving werd behandeld en uitgegeven door de Bollandisten Acta sanctorum Mart. III, 396-397 (ed. 1668), naar een uittreksel der Vitae et res gestae abbatum in Lidlum van Sibrandus Leo, ook uitgegeven in Ant. Matthaeus, Vet. aevi analecta III, 552-555 (ed. 1738). Daarnaar gaf P. Kronenburg | |
[pagina 948]
| |
de levensschets uit van den Z. Eelco in Neerlands heiligen in de middeleeuwen III, 155-169. In Friesland bleef zijne gedachtenis in ecre en de faam zijner gave van profetie bestaat, zoo vermeldt Winsemius. In zijne orde wordt hij door alle geschiedschrijvers als een zalige betiteld en vereerd. Op Lyauckama State werd in de huiskapel een schilderij bewaard, den heilige verbeeldend met een stralenkrans om het hoofd en rozen in zijn scapulier. Afstammelingen van den Z. Eelco bewoonden de State tot in de 19e eeuw en waren tijdens de vervolging de steun en beschermers der katholieke priesters. Jaarlijks werd in de kapel eene H. Mis op 22 Maart ter eere van den martelaar opgedragen. Op Wyardstate bij Goutum werd eveneens een schilderij van den Z. Eelco in de kapel bewaard. Waarschijnlijk is een van beide de schilderij, die thans in het friesch museum te Leeuwarden prijkt. Voor de verschillende prenten van den Z. Eelco zie l. van Spilbeeck, Iconographie Norbertine I, 15, 23, VI, 9. Fruytier |
|