[Lely, Hendrik Leendert van der]
LELY (Hendrik Leendert van der), geb. te Maassluis 19 Dec. 1825, overl. te Hoogeveen 21 Febr. 1896, was de zoon van Hendrik van der Lely, runmolenaar, en Maria van Mannikus. Hij studeerde van 1843 tot 1847 aan de koninklijke academie te Delft en verwierf in laatstgenoemd jaar het diploma van burgerlijk ingenieur. Hij was van 1847 tot 1849 in dienst van de commissie voor de droogmaking van het Haarlemmermeer, vooral bij den bouw van het stoomgemaal Lynden, onder J.A. Beijerinck (I kol. 334). Vervolgens werd hij onder J.W. Bake (III kol. 56) adjunct-ingenieur bij de Drentsche kanaalmaatschappij, die de Hoogeveensche vaart met eenige zijtakken in beheer had. Hij werd te Hoogeveen geplaatst en bleef daar wonen tot zijn overlijden. Op 1 Juni 1852 volgde hij Bake als ingenieur der maatschappij, op 1 Apr. 1854 bovendien jhr. mr. A.W. van Holthe tot Echten, die tot notaris te Assen benoemd was, als haar directeur op.
Van der Lely heeft zich ruim 40 jaren aan zijne maatschappij gewijd, heeft de Hoogeveensche vaart in dien tijd verbreed en verdiept, van nieuwe schutsluizen voorzien en verlengd tot in de Barger Venen beoosten Emmen. Bijzondere zorg wijdde hij aan de waterverdeeling bij zeer hooge, en aan de besparing van water bij lage standen.
In 1861 richtte hij met den notaris Mr. J. Lunsingh Tonckens in zijne woonplaats eene maatschappij tot onderlinge verzekering van schepen in de binnenlandsche vaart op. Hij was daarvan tot zijn dood een der directeuren.
Op 13 Apr. 1864 werd hij gekozen tot lid van den gemeenteraad, op 18 Nov. 1879 tot wethouder van Hoogeveen, op 9 Mei 1865 tot lid der Provinciale Staten van Drente. Ook deze betrekkingen bleef hij tot zijn overlijden vervullen.
Ramaer