K.
[Kalischer, Arjéh Leib ben David]
KALISCHER (Arjéh Leib ben David) of Calisch, opperrabbijn der hoogduitsche Joden te Amsterdam, nam van 1 Mei 1708 tot 10 November 1709 slechts dit hooge ambt waar. Te voren was hij opperrabbijn van Kalisch geweest, waarnaar hij zijn naam draagt. De eigenlijk benoemde functionaris, rabbi Saul ben Josua Hessel, overleed op zijn reis naar Amsterdam (1707). Toen werd rabbi Arjéh beroepen. Zijn ambt was niet gelukkig; de gemeente was juist in twee kampen verdeeld nl. de aristocratie en de democratie. De eerste, oligarchische partij wilde der Gemeente een bepaalden voorzanger opdringen. De gemoederen waren zóó opgewonden, dat de gemeenteleden, die in deze gewichtige aangelegenheid ook mede wenschten te beslissen, niet aarzelden bij een Sabbathdienst in de groote synagoge in het najaar van 1709 de tegenpartij met de lessenaars naar het hoofd te werpen. De opperrabbijn was door dit voorval zoo zeer getroffen, dat hij op het ziekbed werd geworpen en het voorgevallene zijn dood verhaastte, nadat hij zijn ambt slechts anderhalf jaar bekleed had. Kalischer schreef een homiletisch werk, met een zinspeling op zijn naam, Guoer Arjéh genaamd. Volgens tijdgenooten moet hij een man van bijzonder schoon uiterlijk zijn geweest. Jacob Folkema vervaardigde een kopergravure naar zijn portret, waarop ook zijn wapen afgebeeld is. De groote verdienste van opperrabbijn Kalischer was, dat hij de eerste Jeschiba (Joodsch Seminarium) te Amsterdam oprichtte, een gedachte, die later het zoo belang-