[Jarichs, Wybe]
JARICHS (Wybe), zoon van Jarich Jelkema, en Sjouk Wierda, geb. omstreeks 1450, gest. te Grouw eind 1497. Aanzienlijk friesch hoofdeling, dapper en wreed, nam hij als Schieringer een werkzaam aandeel aan de woelingen van zijn tijd. Hij woonde te Akkrum op de stins Metslawier en bezat ook die te Hemelum en Woudsend. Men hoort van hem het eerst in 1481, toen hij in Oostergoo plunderde en Leeuwarden ernstig bedreigde; zijn stins te Akkrum werd na zeven dagen beleg 29 Oct. 1481 door de Leeuwarders veroverd en verwoest. Zijn aanval op Leeuwarden mislukte. Bij den zoen der Schieringers met de stad bleef hij uitgesloten. Hij overrompelde 1482 de vetkoopersche Heslinga-stins te Poppingawier en verbond zich met de hoeksche ballingen uit Holland, die voor aartshertog Maximiliaan naar Friesland geweken waren. Met hen veroverde hij in 1482 Hoorn, maar werd er weldra belegerd door den stadhouder Lalaing en den heer van Egmond, die de stad heroverden en hem op het slot Egmond gevangen zetten. Voor duizend goudguldens vrijgelaten, nam hij als berucht Schieringer verder deel aan de woeste friesche twisten en viel eind 1497, als hoofd der Schieringers in Idaarderadeel, te Grouw op het kerkhof tegen de Leeuwarders.
Vgl.: Gabbema, Hist. van Friesland, 98 vlg., 119, 120, 134, 200; Jancko Douwama, Geschriften, 40.
Blok