Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 855]
| |
Brugge. Omstreeks 1567 trad hij in het Karthuizerklooster ‘Het Hollandsche Huis’ nabij Geertruidenberg en werd na volbrachten proeftijd aldaar geprofest. Toen de stad in 1573 door de Staatschen was genomen, moesten de monniken uitwijken. Jansonius hield zich op in belgische kloosters en genoot tot aan zijn dood alimentatiegeld uit de door de Staten geconfisceerde kloostergoederen. Omstreeks 1577 werd hij benoemd tot vicaris der Karthuizernonnen van het Sint-Anna-klooster bij Brugge. Hier was hij lange jaren een voorbeeldige en ijverige herder, wien echter groote zorgen niet gespaard bleven. In 1580 werd zijn klooster door de Geuzen geheel in de asch gelegd. De kloostergemeente vestigde zich nu in het centrum der stad. In 1620 werd hij van zijn ambt ontheven, omdat het gezichtsvermogen hem had begeven. Niet lang daarna stierf hij. Cornelius Jansonius was de langstlevende der monniken van het voormalige klooster bij Geertruidenberg, die nog van de Staten van Holland een jaarlijksch pensioen ontvingen. Zie: le Vasseur, Ephemerides Ordinis Cartus. I (Monstrolii 1890), 148; Maisons de l'ordre des Chartreux II (Parkminster 1915), 213-214, 217-218. Scholtens |
|