belangstelling voor al wat Chineesch was; toen hij aan het eind van zijn loopbaan repatrieerde, nam hij een chineesch dokter, Tsjoe-bi-tia, mee naar het vaderland, die hem ‘reeds veele jaren alhier bediend’ had.
Verschillende landgoederen nabij Batavia werden door van Hoorn in eigendom verkregen en ontgonnen, en brachten hem bij zijn vertrek naar Nederland heel wat op. Het door hem van Camphuys (zie aldaar) geërfde eiland Edam droeg hij aan de Comp. over. Van Hoorn's vermogen was voor dien tijd fabelachtig groot; het werd door zijn tijdgenooten, waarschijnlijk wel met de noodige overdrijving, op tien millioen gulden geschat.
Driemaal is van Hoorn gehuwd geweest: 1e. met Anna Struys, het eenige overgebleven kind van den zeer rijken Abraham Struys, vrijburger van Batavia en o.a. vice-president van Schepenen, en Maria Oldenvliet, geboren te Batavia 4 Nov. 1664 en overleden aldaar 29 April 1691; 2e. 24 Juni 1692 met Suzanna Agnieta van Outhoorn, dochter van den G.G. Willem van Outhoorn en Elisabeth van Heyningen, geb. 3 Juli 1672, overl. 16 October 1703; 3e. 16 Nov. 1706 met Joanna Maria van Riebeeck, weduwe van Gerrit de Heere, raad-extraordinair van Indië en gouverneur van Ceylon, dochter van van Hoorn's opvolger, Mr. Abraham van Riebeeck en Elisabeth van Oosten. Het eerste huwelijk was kinderloos. Uit het tweede huwelijk werden geboren: Elisabeth Sara, 25 Juli 1693, overleden 14 Aug. 1705; Petronella Willemina, geb. 1 Mei 1697 en kort daarop overleden; Petronella Willemina, geb. 29 Juli 1698, gehuwd 1e. met Mr. Jan Trip, secretaris van Amsterdam en 2e. met jonker Adolf Torck (zie aldaar), vrijheer van Rozendaal etc. (op het kasteel Rozendaal bij Arnhem zijn thans nog tal van merkwaardige gedenkstukken van Joan van Hoorn aanwezig); Johanna Suzanna, geb. 26 Dec. 1701 en waarschijnlijk kort daarop overleden. Uit het derde huwelijk ten slotte werd den tweeden Febr. 1708 een zoon geboren, die spoedig overleed.
Van zijn portret bestaan prenten door D. Jonckman en Ph. v.d. Schley; schilderijen door C. de Bruin en verschillende onbekende kunstenaars in de paleizen te Weltevreden en Buitenzorg, in het Departement van Koloniën te 's Gravenhage en verscheiden particuliere verzamelingen.
Zie: Valentijn, IV, I, 335-338; de Jonge, Opkomst VIII, LXVIII-CXVI; M.A. van Rhede v.d. Kloot, De gouverneurs-generaal enz. ('s Grav. 1891), 73-75 en vooral F. de Haan, Priangan 1, Personalia 1-15.
Stapel