in Zürich. Dit moet geweest zijn tusschen 15 Juni 1523 en 16 Nov. 1524 het tijdstip waarop Zwingli, blijkens brieven aan Thomas Wyttenbach en Matthaeus Alber, de Avondmaalsopvatting van Hoen nog niet kent en die wel kent, zeggende de zijne daaraan te danken te hebben. Zwingli heeft dezen ‘Brief’, waarin de leer van de transsubstantiatie verworpen wordt, de inzettingswoorden van het Avondmaal ‘dit is mijn lichaam’ als ‘dit beteekent mijn lichaam’ worden uitgelegd en waarbij het Avondmaal gezien wordt, als een pand dat Christus den geloovige schenkt, gelijk de bruidegom een ring geeft aan zijne bruid, met eenige aanvullingen van zijne hand, in 1525 anoniem afgedrukt.
De eerste uitgave nu van dit drukje Epistola christiana admodum, waarnaar gewoonlijk geciteerd wordt, nl. die door Daniël Gerdes in de Monumenta achter zijn Historia Evangelii Renovati is bezorgd, is doorloopend onnauwkeurig, zijnde het werk van een afschrijver die zijn taak niet verstond, en alzoo onbruikbaar. Hetzelfde geldt van de uitgave bij Jac. Trigland. Een betere uitgave werd geleverd door Ernst Ludwig Enders. Een facsimile-uitgave van den tot heden onbekend gebleven allereersten druk, die berust in de Kon. Bibl. te Berlijn, en afwijkend is van den lateren herdruk door Enders gebruikt: Epistola Christi‖ana admodum ab annis quatu‖or ad quendam, apud quem omne ‖ iudicium sacrae scripturae fuit, ‖ ex Bathavis missa, sed spreta, lon‖ge aliter tractans coenam domi‖nicam quam hactenus tractata est, ‖ ad calcem quibusdam adiectis ‖ Christiano homini perne ‖ cessariis presertim hiis periculosis tempo‖ribus. ‖ 1 Corinthi XI. Non potestis Coenam domini‖cam manducare quod unusquisque ‖ propriam coenam occupat in ‖ edendo. MDXXV, is uitgegeven te vinden bij: A. Eekhof, De Avondmaalsbrief van Cornelis Hoen (1525) ('s Gravenhage 1917), waar men in de inleiding de literatuur op dit onderwerp betrekking hebbende vermeld en verwerkt vindt. Er zijn in den laatsten tijd nog twee duitsche vertalingen aan het licht gekomen. De drukker Wolfgang Köpfel te Straatsburg gaf een duitsche vertaling in druk onder den titel:
Von dem brot und weyn des Herren, Christlicher beriecht. MDXXV, Im Herbstmonat (Emil Weller, Repertorium typographicum, 3323); ook hier is de naam van den vervaardiger niet genoemd. Een tweede duitsche uitgave, die den tekst heeft van de Straatsburgsche, werd in Augustus 1526 door den augsburgschen drukker Philipp Ulhart uitgegeven onder den titel: Ein Christlicher bericht von dem Brot und weyn desz Herren, MDXXVI, Im Augstmonat. In een woord vóóraf wordt gezegd, dat met opzet de naam des vervaardigers is verzwegen, omdat de vermelding van een naam ijdelheid kweekt of de veroordeeling van een geschrift bevordert, alvorens het gelezen is.
Zie: Karl Schottenloher, Philipp Ulhart (München 1921, S. 33-34, 126). Door prof. Walther Köhler te Zürich, is in twijfel getrokken, of de persoon in den titel als ‘quendam, apud quem omne iudicium sacrae scripturae fuit - (einem fürnehmen und wohlbekannten, bei dem alles Urteil der Geschrift stund) aangeduid, wel Luther is geweest; hij wil hier liever aan Erasmus denken (Zwingliana, 1917, S. 322). Zie ook: Walther Köhler, Zwingli und Luther (Leipzig 1924) Bd. I, S. 154-155, en register s.v. Honius.
Eekhof