De kleur van L.'s doeken is glansloos, koud en paars. De schaduwen zijn zwaar. Zijn teekening is vast en verraadt ook in de kroesige drukke lijn den invloed van zijn voorbeeld. Ook de houding der figuren en der compositie zijn gelijksoortig als die in zijn vaders werk, alleen hebben L.'s figuren iets meer ruimte om zich heen. Zijn oeuvre zal niet groot geweest zijn, er is in elk geval weinig van hem bekend.
Een kleine teekening van 1663, in een album amicorum van Jacobus Heiblocq, een verwant van zijn moeder, bezit de Koninklijke Bibliotheek in den Haag.
Schilderijen: te Amsterdam (Rijksmuseum): zijn hoofdwerk, het portret van den admiraal Auke Stellingwerf (1670), de portretten van Adriana Hinloopen (1667) en van W. van de Velde de Jonge, alsmede (Academie van Beeldende Kunsten) het portret van den schilder en klokkenist M.S. Nuyts of Nouts (1670), dat in 1876 op de historische tent. te Amsterdam als n. 3225 als een beeltenis van Verbeeck prijkte; te Boedapest (Museum, Gemäldegalerie Palffy): een portret van Lucia Wybrands (1666); te Utrecht (Museum der Gemeente): het portret van een oude dame; te Wiesbaden zag Dr. Bredius bij O. Jourdain een stilleven van een kreeft met zuidelijk ooft (1669). Het laatste stuk en het portret van Stellingwerf zijn gemerkt met den naam, terwijl de bovenvermelde damesportretten van een monogram L.VH (aan elkaar) zijn voorzien. L. heeft van admiraal Stellingwerf blijkens de gravure daarnaar door A. Blotelingh, nog een tweede portret geschilderd, waarvan het verblijf thans onbekend is.
Ook komen enkele schilderijen in inventarissen en opveilingen voor, meestal in Amsterdam: 1664 inv. J. Larson; 1799, 21 Aug. veil. Amsterdam (n. 54) het levensgroot portret van een jongen man en een meisje, beide zittend, in een tuin (een groot stuk); 1867, 3 Sept veil. Stokbroo te Hoorn (n. 82) een officier (door ‘B. van der Helst de zoon’); 1882, 14 Mrt. veil. Methorst, Amst. (n. 31) een voluit gemerkt portret van een jeugdig heer in geel costuum; 1902, 28 Oct., veil. Westenberg, Amst. (n. 27) het portret van een jongeling met zijn hond (lichtdr. in veil. cat.) dat 1904, 10 Febr. (als n. 111) van de veil. Lutzen van Voort bij Lepke in Berlijn opnieuw werd verkocht.
Prenten naar zijn portretten: de reeds genoemde gravure van A. Blotelingh (Muller, Cat. Ned. Portr. n. 5148), en een litho van Braedt van Ueberfeldt, met foutief onderschrift, naar de beeltenis van M.S. Nuyts of Nouts (van Someren, Cat. Nederl. Portr. III, 1891, n. 5727).
Zie: Schildersregister van Dr. J. Sysmus van omstr. 1669 (gepubliceerd in Oud Holland XII, 1894 bl. 163); Houbraken (1719) II, bl. 10; Campo Weyerman II (1729), bl. 123; van Eynden en van der Willigen I, (1816) bl. 398; Immerzeel II (1843); H.W. Singer, Künsterlexikon II (1896). Zij allen vermelden slechts den naam van L., maar geen nadere bizonderheden. C. Kramm, De Levens enz. II (1859), bl. 669; Allg. Deutsche Biogr. X, 710; Oud-Holland IV (1886), bl. 239-240, XI (1893), bl. 34; Bredius, Künstler-Inventare I, bl. 328, II, 407, 418, VII, bl. 106.
de Gelder