[Haze, Johannes de]
HAZE (Johannes de) of de Haese, geb. te Gent, een der laatste Norbertijner-kanunniken van de Lieve Vrouwe-abdij van Middelburg, overleed als pastoor te 's Gravenwezel 8 Mrt. 1610. Na de verovering van Middelburg, 1574, werd hij met den prior en andere abdijheeren uit het klooster verjaagd en buiten Zeeland verwezen. Zij weken uit naar Brabant en werden op hun verzoek en op bevel van den landvoogd Requesens, in verschillende Norbertijner-abdijen geplaatst door den abt van Floreffe. Johannes de Haze, werd naar de abdij Tongerloo gezonden. Op de lijst der middelburgsche abdijheeren, ingeleverd 1579 bij de gecommitteerde raden van Zeeland, komt hij voor als verblijvend bij den vijand. Toch ontving hij 1580-83 een jaargeld van de Staten van Zeeland. Toen Antwerpen weder in de handen van Parma was gekomen en de St. Michielsabdij hersteld werd, vond Joh. de Haze aldaar een toevlucht. 1590 komt hij voor als pastoor van 's Gravenwezel, parochie steeds bediend door te St. Michielsheeren. Bovendien bezorgde hij 1598-1603 tevens de parochie St. Job in 't Goor en 1604 Schooten, beide een uur van 's Gravenwezel. Om den anderen Zon- of feestdag deed hij in een der twee parochies de goddelijke diensten. Het is onbegrijpelijk hoe J. Goetschalcks in Taxandria XXVIII, 57 kan beweren, dat J. de Haeze bij de inneming van Middelburg prelaat der abdij was.
Zie: Archief Zeeuwsch gen. (1907), 168; de Smet, Corpus chron. Flandr. I, 728; Bijdr. bisdom Haarlem, 233, 236; Bijdr. gesch. Brab. I, 459; II, 155; Graf- en gedenkschr. prov. Antw. IV, 139.
Fruytier