In de twisten tusschen Vitringa en Roell trad hij bemiddelend op.
Spoedig na zijne intrede te Saumur huwde hij met Helène Perroteau, dochter van een advocaat te Parijs. Zij stierf te Franeker in 1689, waarna hij (in 1696) hertrouwde met Louisa Mauriette l'Huillier, vrouwe van Chalandeuse, overl. 27 Maart 1711. Een van zijne dochters huwde met Isaac la Migue (in 1709), fransch predikant te Leeuwarden. Na zijn dood schreef C. Vitringa: Oratio funebris in memoriam Henr. Philipponei de Hautecour (Franeq. 1716).
Hij schreef: Dissertatio de Mysterio pietatis (Franeq. 1687); Diss. ad oraculum Gen. 3:15 (Franeq. 1689); Diss. de Symbolo Apostolico (Franeq. 1691, 92; herdrukt zonder zijn naam als Disquisitiones de Symbolo (Amst. 1702); Diss. de peccato in Spiritum Sanetum ad Mc. 3:28-30 (Franeq. 1702); Diss. ad historiam Daemoniaci a Christo sanati, Marc. 4:1-20 (Franeq. 1704); Diss. de Lege et Evangelio, ad Joh. 1:17 (Franeq. 1706, 1710); Controversiarum de religione brevissima synopsis (Franeq. 1709); Disp. theologica de Scriptura sacra (Franeq. 1709).
Zijn door Testard geschilderd portret is in het stadhuis te Franeker.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 580 v.
Knipscheer