Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 724]
| |
Leonard Robbert Jacob, geb. 1769, later onderkoopman in Indië; Barthold Theodorus Wilhelmus, geb. 1770, later postmeester te Nijmegen, Leeuwarden en Groningen; Jacob Adriaan, geb. 1772, later notaris en secretaris der gemeente Zutfen; en Anna Magdalena, geb. 1774, gehuwd in 1792 met Marcus Broen, lid van de gemeenteraad van Amsterdam, chef van het huis Broen en Co. Van de jeugd van Jan Hendrik Cornelis is weinig bekend. Vijf jaar oud, verloor hij zijn vader; het gezin bleef in financieele zorgen achter. In 1789 werd hij cadet bij het regiment van generaal W.G. van der Hoopte 's Gravenhage, in 1791 bij het regiment cavalerie van generaal Hoeufft van Oyen; den 13en Dec 1793 werd hij door Prins Willem V benoemd tot cornet bij de lijfcompagnie van het laatst-genoemde regiment cavalerie. In dezen rang nam hij deel aan de veldtochten tegen de Franschen in 1793-94 en aan het beleg van Breda in 1795. Toen het stadhouderlijk bewind gevallen was, ging hij over in dienst der jonge Bataafsche Republiek en werd den 10. Aug. 1795 benoemd tot 2e luitenant der cavalerie, den 28. Dec. daaraanvolgende tot 1e luitenant. In 1796 werd hij ingedeeld bij het Noorderleger, in 1797 ging hij scheep voor eene expeditie tegen Engeland, welke mislukte. In 1799, bij den inval der Engelschen en Russen in Noord-Holland, werd van Hasselt in de gevechten bij Krabbendam tijdens een charge tegen de infanterie aan het linkerbeen gekwetst. Hij behield daarna een stijven voet. Den 25. Mei 1801 huwde hij te Harderwijk met Maria Catharina Klein (geb. te Amsterdam 28 Apr. 1779, dochter van Nicolaas Martinus Klein en van Maria Catharina Kuijsten van Hoesen). Dumonceau, die onder van Hasselt diende, schreef over hen: ‘C'était le couple le plus beau, le plus uni, le plus heureux qu'il fut possible de voir’. Den 15. Nov. 1805 werd v. Hasselt geplaatst bij de garde van den raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck als 1e luitenant-adjudant met den rang van kapitein. Toen Lodewijk Napoleon in 1806 koning van Holland werd, breidde hij deze garde uit en stelde den 4. Juli 1806 ook v. Hasselt daarbij aan. Ten gevolge van eene reorganisatie werd hij den 5. October 1806 overgeplaatst naar het regiment huzaren der linie met den rang van luitenant-kolonel; als zoodanig trok hij mee in den veldtocht tegen Pruisen in het einde des jaars. Januari 1807 keerde hij terug naar het cavalerie-regiment der koninklijke garde. Na den vrede van Tilsit werd de legersterkte verminderd en hij werd 10 October 1807 weer bij het 2e regiment huzaren der linie geplaatst. Op 1 Maart 1808 is hij wederom bij de garde, op 3 Juli 1808 bij genoemd 2e regiment huzaren als majoor. Den 27sten Sept. 1809 werd hij benoemd tot ritmeester (met den rang van kolonel) bij de gardes du corps te paard. Deze kostbare legerafdeeling bestond slechts enkele maanden en na haar opheffing werd hij den 17. Mei 1810 benoemd tot kolonel-majoor (met den rang van kolonel) bij zijn vroeger regiment gardes te paard. In dit tijdsverloop werden hem en zijn vrouw kinderen geboren, met name: Susanna Johanna Françoise (geb. 11 Mei 1802), Martinus Nicolaas Marinus Agathus (16 Mei 1804), Jacob Adriaan (11 Juli 1806), Anna Marca Magdalena (2 Mei 1809), Jan Jacobus Carel (6 Mei 1810). Na de inlijving in 1810 werd het regiment, waarin v.H. bleef dienen, gereorganiseerd tot het ‘2me régiment des cheveau-légers lanciers de | |
[pagina 725]
| |
la garde impériale’, de zoogen. ‘roode lanciers’, en in garnizoen gelegd te Versailles. Aanvankelijk kreeg hij nu het bevel van het depot van het hollandsche garde cavalerie regiment te Deventer, maar werd 8 April 1811 opgecommandeerd naar Versailles. Later kreeg hij verlof zijne vrouw en kinderen te halen; 22 Aug. 1811 aanvaardde het gezin de reis van Amsterdam en bereikte 29 Aug. Parijs. Zij vestigden zich te Versailles doch de rust duurde slechts kort: in den nacht van 9 op 10 Febr. 1812 vertrok het regiment in alle stilte; de bestemming werd geheim gehouden. Het was de groote noodlottige tocht naar Rusland, waaraan zij moesten deelnemen. Van 1-28 Mei lag het regiment te Greiffenhagen; daar zond v.H. aan zijne vrouw een miniatuurportret van hemzelf, geschilderd door Maingaud. Intusschen werd 17 Aug. 1812 hun zesde kind geboren Wijnand Adriaan. Den doop van het kindje zou de moeder niet beleven: 2 Sept. stierf zij. Haar zuster Agatha Sara Klein en haar oom J.J. Bosé namen de zorg voor de zes weezen over. Het bericht van haar dood bereikte v.H. te Moskou, na den slag bij Borodino. Hij had tijdens den veldtocht verschillende belangrijke opdrachten te vervullen. Den 19en Oct. verliet Napoleon Moskou; de roode lanciers moesten eerst de achterhoede, later de voorhoede helpen dekken. Tengevolge van de groote verliezen werd het regiment ingekrompen tot een bataljon; het bevel daarover werd opgedragen aan v. Hasselt, 20 Nov. Den 8en Dec. kwam hij te Wilna aan; van zijn bataillon was nog slechts een derde der manschappen overgebleven. Den 17. Dec. te Stallupöhnen werd hem vergunning gegeven om zijn commando over te dragen aan kapitein Dumonceau en naar Elbing te gaan, waar het regiment een depot had. Aldaar aangekomen op 25 Dec., gevoelde hij zich ziek en overleed reeds na enkele dagen, 29 Dec. 1812. Zie: J.F.B. van Hasselt, Jan Hendrik Cornelis van Hasselt en Maria Catharina Klein, (Rotterdam 1912). Mortreux |
|