om voor het hoogleeraarsambt kon bedanken. Hierna verhuisde hij naar Amsterdam en in 1796 naar 's Gravenhage, benoemd tot lid van de
Nationale Vergadering. In 1797 werd hij lid van de Tweede Nationale Vergadering. Na de tegenomwenteling van 1798 is hij weer ontzet, ja moest hij eenigen tijd in de gevangenis doorbrengen. In zijn laatste levensjaren woonde hij ten huize van zijn zoon te Amsterdam. Hij is op zijn verlangen begraven te Durgerdam.
Hij vertaalde zeer vele werken. Het meest bekend is wellicht: De Bijbel verdedigd, bewerkt naar Th.C. Lilienthal, Oordeelkundige Bijbelverklaaring: of de Eere der Waarheid der goddelijke Openbaaring van het O. en N. Verbond, tegen derzelver vijanden (nl. deïsten) beweezen en gehandhaafd. Ook de veelszins verwaarloosde Apocryphen gaf hij met ‘korte aanmerkingen’ uit in twee deelen (Amst. 1796-98). De ongeveinsde Christen toont zijne kracht op practischascetisch gebied. Bijzonder verdienstelijk is zijn pogen om de geschiedenis van de Kerk te beschrijven. Alleen de opsomming van de titels van zijne werken, vertalingen en gelegenheidsgeschriften beslaat vele kolommen.
Hij huwde in 1769 met Susanna Flandreau, wed. van Albert Alders. Zijn zoon Willem IJsbrand overleed 12 Febr. 1855 als raadsheer in het Hoog Gerechtshof te 's Gravenhage. Hij was lid van verscheidene vercenigingen en genootschappen.
Van zijn portret bestaan prenten door R. Vinkeles, R. Vinkeles en C. Bogerts, J. Wijsman en een onbekend kunstenaar.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 480-487; Frederiks en van den Branden in voce.
Knipscheer