Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 686]
| |
stierf toen hij nog jong was. Daarna is hij als kind aangenomen in huis van zijn tante, die gehuwd was met Johan van Breedveld, raad en vroedschap te Utrecht. Als student werd hij aldaar ingeschreven in 1650, bevorderd tot proponent 6 Juli 1656. Sedert 1658 stond hij als predikant te Klein-Ammers (Ammerstol), sedert 1664 te Utrecht. In 1681 werd hij benoemd tot buitengewoon, in 1683 tot gewoon hoogleeraar in de godgeleerdheid te Utrecht. Hoewel Voetiaan, leefde hij in vrede met de Coccejanen. Zijne vrouw, Petronella de Cupere, met wie hij ongeveer 1664 huwde, dochter van Christiaan d.C. en Maria Magnus, overleed in 1692. Zij liet eene dochter na. Hij hertrouwde met Catharina Elisabeth de Meyer, dochter van Petrus d.M. en Josina van Aerbout, die hem overleefde. Hij schreef: Judicium de positionibus quibusdam Franequeranis in classe Ultrajectina nupera ventilatis. Addita Dissertatione de providentia Divina, Reali et Morali (Traj. ad Rhen. 1680). Zijn portret is geschilderd door Chr. van Geelen (in de Universiteit te Utrecht) en door G. Holt, het bestaat als prent door J. Broedelet; zie ook Muller, Cat. v. portr. No. 2138, 2139. Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 461 v.; A.C. Duker, Gisbertus Voetius (Leiden 1893-1915), II, vii, III 331, 1022, 122, 1222, 2712; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl., 101; (1910) Bijl., 167. Knipscheer |
|