[Greve, Egbert Jan]
GREVE (Egbert Jan), geb. te Deventer 5 Oct. 1754, ongehuwd overl. te Harlingen 13 Aug. 1811; zoon van Hendrik Greve, koopman, en van Hendrika Everdina Frantzen. Hij studeerde aan het Athenaeum te Deventer en te Leiden. Tot proponent bevorderd, onderteekende hij de formulieren met de toevoeging: ‘als menschelijke inzettingen volgens art. 7 der Geloofsbelijdenis zelve’. Patriot en zwak van gezondheid en van stem, kreeg hij geen beroep, maar zette zijne studiën in het ouderlijk huis voort en legde zich toe vooral op de oostersche talen. Daartoe bezocht hij ook Steinfurt. Eene benoeming aan het Athenaeum te Deventer wees hij af; maar in 1796 werd hij lid van de Nationale Vergadering, daartoe gekozen door het district Winterswijk. Meer in overeenstemming met zijn aanleg aanvaardde hij het professoraat in de oostersche talen en de hebreeuwsche oudheden te Franeker 15 Nov. 1797 met eene rede: De nexu, qui studio linguarum orientalium cum caeteris artibus et doctrinis humanioribus intercedit indivulsus (Leov. 1800). Hij stierf te Harlingen waar hij vertoefde bij familie voor ontspanning. Het was iets eigenaardigs in zijne studiën dat hij, om het hebreeuwsch van het O.T. te kunnen ‘passen in het Procrustesbed van zijn metrisch stelsel’, m.a.w. om de hebreeuwsche woorden te kunnen herscheppen in dactyli, spondaei enz., met vrije hand den hebreeuwschen tekst veranderde, een naar het algemeen gevoelen volkomen ijdel werk. Reeds zijn leermeester te Deventer, prof. Ruckersfelder, had eenige gedachten in die richting, zooals blijkt uit diens uitgave: Commentatio quaedam cantica sacra ex ingenio Pindaricorum illustrans (1762). Greve schreef over dit onderwerp: Ultima capita libris Jobi, nempe XXXVIII-XLII, ad graecam versionem recensita notisque instructa, accedit tractatus de metris Hebraicis praesertim
Jobaeis, (deel I, Dev. 1788, deel II, Steinf. 1791); Vaticinia Nahumi et Habacuci cum interpretatione et notis (Amst. 1793); Vaticinorum Jesaiae volumen postremum a cap. XL ad XLV Hebraica ad numeros recensuit, versionem et notas adjecit, accedit Interpretatio Belgica (Amst. 1810). Van nog geringer beteekenis acht men zijne uitgaven op Nieuw-Testamentisch gebied: De brieven .... aan de Efeziërs, Colossers enz. Uit het