[Goudt, Hendrick]
GOUDT (Hendrick), teekenaar en graveur, werd geboren te Utrecht en stierf aldaar na 1626. Hij werkte eerst te Utrecht en ging toen naar Rome, waar hij Elsheimer leerde kennen (gravure de ‘kleine Tobias’ 1608 gedateerd en in Rome gemaakt naar Elsheimer evenals de Ceres van 1610). Hij liet Elsheimer voor hem werken en kocht de meeste zijner schilderijen uit dien tijd. Na 1610 keerde Goudt naar Holland terug, waar hij in 1611 te Utrecht in het S. Lucasgilde werd opgenomen. Sandrart bezocht hem in 1625 en 1626 in zijn huis. Schilderijen zijn er van Goudt niet bekend; die in oude veilingscatalogi genoemd worden waren waarschijnlijk geschilderde copieën naar zijn prenten.
Teekeningen van zijn hand bevinden zich te Rotterdam, Mus. Boymans: reeks van 7 bladen figuurstudies; Berlijn, Prentenkabinet: twee mannen in gesprek; Brunswijk: staande jongeling; Hamburg, Kunsthalle: Bathseba; Berlijn, verz. Beckerath: wandelende jongelieden; Parijs, Louvre: school en moeder met kind; Weenen, Albertina: ruiters met proviandwagen.
Prenten van zijn hand zijn: de ‘kleine’ Tobias naar Elsheimer, de ‘groote’ Tobias, vlucht naar Egypte, onthoofding van Johannes, Ceres bij de oude Metamera naar Elsheimer, Jupiter en Mercurius bij Philemon en Baucis, Aurora. In deze prenten toont hij een groote voorliefde voor nachteffecten.
Zie: J. Sandrart, Teutsche Academie (1675) II, III, 308; A. Houbraken, De groote Schouburgh der Nederlantsche Kunstschilders en schilderessen, 3 vols. (Amsterdam 1718-1729) I, 54; C. Kramm, De levens en werken der holl. en vl. kunstschilders enz. (Amsterdam 1857-64) II, 593; A. Andresen, Deutsche Peintregraveur (Leipzig 1872-78) V, 11; E. Dutuit, Manuel de l'amateur d'estampes (Paris 1881-88), IV, 520; W. Bode, Studien zur Geschichte der holl. Malerei (1883), 321; O.K. Nagler, Neues allgem. Künstlerlexikon (1837-52), V, 299; Ch. Leblanc, Manuel de l'amateur d'estampes (Paris 1854-89), II, 308; Huber Rost, Handbuch V, 334; Renouvier, Des types de grav. III, 116, IV 165, 175; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I, 605; A. Thieme-Becker, Allgem. Künstlerlexikon XIV, 431; J.F.M. Sterck, Charles de Trello en zijn dochter