[Gorter, Douwe Simons]
GORTER (Douwe Simons), geb. te Joure 3 Aug. 1811, overl. te Balk 27 Aug. 1876, doopsgezind predikant te Stavoren en Warns in 1834, te Balk sedert 7 Mei 1854; gehuwd met Trijntje Koopmans (overl. 25 Oct. 1885); zoon van Simon Gorter, doopsgezind predikant te Joure (1801-31) en te Zijldijk tot 1856. Douwe's zoon was Simon Gorter (zie dl. V, kol. 211). Zijn broeder is Klaas Simons Gorter (zie beneden). Hij schreef: Onderzoek naar het kenmerkend beginsel der Doopsgezinden, benevens een aanhangsel bevattende een beantwoording en toelichting van de voorstelling en beoordeeling der Doopsgezinde beginselen door prof. J.H. Scholten (Sneek 1850). S. Hoekstra besprak dit werk in: Nog iets over het eigenlijk wezen van den Doopsgezinden Christen (Hoorn 1851). Verder schreef Gorter: De theologie van prof. J.H. Scholten, getoetst ten opzigte van hare wijsbegeerte, openbaringsbegrip en inhoud des geloofs (Gron. 1858); Brief aan J. Visscher over de waardeering van den kinderdoop (in Jaarb. Wetensch. theol. 1851); De Christelijke doop (Sneek 1854); Onderzoek naar den genoegzamen en noodzakelijken regel van een christelijk kerkgenootschap (1852); Brief aan J.H. Scholten over zijne ‘Leer der Hervormde Kerk’ (1853); Opmerkingen over het gezag van de schriften des N.T. aan Van der Brugghen (1854); De persoon van Christus (1858); Licht en schaduwzijde der moderne Theologie (Gron. 1862); Vruchten van onderzoek