van Ceylon, welk ambt hij 12 Mei 1663 aanvaardde, om het reeds 27 Nov. van hetzelfde jaar weer neer te leggen.
Van 30 Januari tot 6 Sept. 1664 bleef hij nu te Batavia; op laatstgenoemden datum vertrok hij wederom als gouverneur naar Ceylon. Elf jaar achtereen bleef hij nu in deze streken werkzaam; eerst als gouv. van Ceylon, tot 1672, toen hij als zoodanig werd opgevolgd door zijn zoon, Rijcklof van Goens de Jongere, om zelf gedurende de oorlogsjaren 1672-75 op te treden als superintendent, admiraal en veldoverste over Ceylon, Malabar en Cormandel. In deze functie gelukte het hem, in Juli 1672, een fransche vloot, die zich onder de la Haye bij een eiland in de baai van Trinquemale had versterkt, tot den aftocht te dwingen, waarbij hij 3 schepen, benevens het versterkte eiland, in handen kreeg. 1 Sept. 1673 raakte hij nabij Masulipatnam in een scherp gevecht met een engelsche vloot, bestaande uit 10 oorlogsfregatten; de Engelschen moesten vluchten en lieten 3 schepen in van Goens' handen.
Nadat de Franschen den 6den Nov. 1674 de versterkte stad St. Thomé (Cormandel) aan Anth. Pavilioen hadden moeten overgeven, keerde v. Goens kort daarop naar Batavia terug, waar hij 2 Juni 1675 aankwam en met veel eer werd ingehaald. Den 20en Oct. d.a.v. nam hij de belangrijke functie van Directeur-Generaal over van Nicolaas Verburgh, terwijl Heeren-XVII den 21en Oct. 1676 bepaalden, dat v. Goens, bij overlijden of vertrek van Maetsuycker, als diens opvolger zou optreden. Overeenkomstig dit schrijven koos de R.v.I. hem 4 Januari 1678, onmiddellijk na het overlijden van dezen, tot G.G., als hoedanig hij den 10den dier maand werd geauthoriseerd. Zijn wankele gezondheid noopte hem, reeds 11 Dec. 1679 ontslag te verzoeken; 12 Maart 1680 drong hij in een particulier schrijven aan Bewindhebbers daar nader op aan en 29 Oct. teekenden Heeren-XVII het besluit, waarbij hem dit ontslag op de meest loffelijke wijze werd verleend. 25 Nov. 1681 droeg hij zijn ambt over aan Cornelis Speelman en vertrok den volgenden dag als admiraal der retourvloot op het schip ‘'t Land van Schouwen’ naar patria. In Maart 1682 was hij nogmaals als Commissaris aan de Kaap werkzaam en kwam 29 Aug. van dat jaar te Texel aan. Zijn gezondheidstoestand liet zich toen zeer ernstig aanzien en reeds den 14den Nov. d.a.v. overleed hij te Amsterdam. Zes dagen later werd zijn lijk in de Kloosterkerk te 's Gravenhage bijgezet.
Rijcklof v. Goens heeft in zijn diensttijd verschillende belangrijke memories opgesteld (zie Bijdragen v.d. Taal-, Land- en Volkenkunde I, IV). Het bekendst is: Javaense Reyse, gedaen van Batavia over Samarangh na de konincklijcke hoofdplaats Mataram door den heer N.N. in den jare 1656 ...., welk geschrift in 1666 te Dordrecht is uitgegeven bij Vincent Caimax.
Driemaal is van Goens gehuwd geweest en wel: te Batavia op 13 Sept. 1640 met Jacomina Bartholomeusdochter Rosegaard (weduwe van den luitenant Jan Lievens), geb. te Leiden in 1616, overl. te Colombo 3 Jan. 1667; dan te Colombo op 17 Aug. 1667 met Esther de Solemne (weduwe van den Directeur van Suratte, Dirck van Adrichem), geb. in 1640, overl. te Colombo, 22 Juni 1668; en ten slotte te Colombo in 1672 met de 13-jarige Johanna van Ommeren.
Uit het eerste huwelijk werden vier zoons en één dochter geboren, van welke de laatste, evenals twee der zoons, jong zijn gestorven. De andere zoons zijn Rijcklof van Goens de Jongere,